Columns & opinie
Geen commentaar: Commissie Stiekem
woensdag 2 december 2015

Ik ben er dus zo een. Een van de velen.

Noem me naïef, maar ik dacht altijd dat het aan de universiteit uitsluitend draaide om de queeste naar kennis. Dat iedereen daar schouder aan schouder stond om de grote raadsels van de boze buitenwereld op te lossen. Samen slimmer worden en zo met zijn allen de wetenschap dienen.

Natuurlijk is dat ook een rat race. Dat moet juist. Wie wil uitblinken moet tegen een stootje kunnen. Daarbij hoort een open en eerlijk debat waarin de juiste feiten en theorieën naar boven komen drijven.

Maar elkaar de waarheid vertellen is iets anders elkaar kleineren. En juist in dat laatste blijken wij, Leidse Hagenezen, te excelleren.

Iedereen heeft zo zijn eigen verhaal. Bij mij begon het uit goeiigheid, denk ik. Aardig gevonden willen worden. Altijd weer een extra stapje zetten. Take one for the team. Gaandeweg ontspoorde dat. Want wie altijd te goed zijn best doet, geldt als strever voor de middelmatigen. En wie maar vaak genoeg over zich heen laat lopen, eindigt vanzelf als voetveeg van de afdeling.

Het is gemeten en bewezen, tot tweemaal toe. Al in 2013 bleek uit een universiteitsbrede enquête dat de sociale werkdruk aan onze Haagse campus bovengemiddeld hoog is. Een derde van de medewerkers heeft last van geroddel. Ook klagen ze vaker over psychisch geweld, pestgedrag, slechte communicatie, agressieve mails en intimidatie. Toen er twee jaar later wederom zo’n personeelsmonitor werd gehouden, bleek er nagenoeg niets veranderd. We waren even gemeen gebleven.

Hoe kon dat? Waarom deed niemand iets?

Het antwoord op die vraag zou lachwekkend zijn, als het niet zo treurig was. Na de eerste enquête waarvan de uitslag als ‘zeer schokkend’ werd ervaren, werd een nieuw rapport besteld, waarin alles ‘tot op de bodem’ zou worden uitgezocht. Er kwam ‘een plan van aanpak’ met daarin broodnodige ‘aanbevelingen’ en ‘verbeterpunten’: functioneringsgesprekken, mail-etiquette, vertrouwenspersonen, carrièrepaden, leiderschap en coaching.

Maar toen kwam het. Want, zo zeiden de arbeidsdeskundigen, het was niet aan hen om al die maatregelen ook daadwerkelijk te gaan opleggen. Dat kon het personeel het beste zelf onderling regelen.

Driemaal raden wat er toen gebeurde: bar weinig.

Maar niet getreurd, dacht ik, na weer twee jaar afzien: nieuwe monitor, nieuwe kansen. Na de volgende verwoestende uitslag moest het bestuur wel tot actie overgaan, toch? Nou, dat duurde even. In de faculteitsraad bleef het in ieder geval stil. De eerste keer omdat de verantwoordelijke bestuurder nog op vakantie was. Toen ze de tweede keer wel aanschoof, was het onderwerp taboe omdat het over ‘gevoelige en vertrouwelijke informatie’ zou gaan.

Dat klopt inderdaad. Namens alle Haagse pispalen kan ik die gevoeligheid beamen.

Misschien helpt het om de verantwoordelijken eens recht in het gezicht aan te kijken, dacht ik. Dus toog ik dinsdag richting de faculteitsraadvergadering. Wat bleek: de tribune was gesloten voor zowel pers als publiek. Mijn campus neemt het pestprobleem zo serieus dat ze er alleen in een Commissie Stiekem over durven te praten.

Achter mijn rug om dus. Precies zoals ik gewend was.

(Naam bekend bij de redactie)