Wetenschap
Twee eeuwen te weinig geld
De Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen werd dit jaar tweehonderd. Sommige dingen zijn niet veranderd, blijkt uit het lustrumboek.
Bart Braun
woensdag 11 november 2015
Een botanisch practicum, datum onbekend © uit besproken boek

Nadat Napoleon was verslagen, werd in 1815 uit de restjes van zijn keizerrijk het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden gesmeed. Bij het nieuwe land hoorde ook een nieuwe onderwijswet, en daarin was plaats voor een faculteit van ‘wis- en natuurkundige wetenschappen’. De Leidse bètafaculteit bestaat daardoor nu tweehonderd jaar, net als Nederland zelf in zekere zin. De eerste decaan, Simon Speijert van der Eijk, had weliswaar grote belangstelling voor natuurkunde, maar had rechten gestudeerd en zou vooral als dichter de geschiedenis in gaan.

Natuurlijk werd er ook voor 1815 natuurwetenschappelijk onderzoek gedaan en onderwijs gegeven in Leiden. Door botanicus Clusius bijvoorbeeld, en door Simon Stevin, Carolus Linnaeus, Willem Jacob ’s Gravesande, Pieter van Musschenbroek, de bouwer van de Leidse Fles. Opvallend genoeg valt er geen woord over hen in het boek Van kabinet naar Science Park, dat de bètafaculteit liet maken ter ere van haar tweehonderdste verjaardag.

In de vroege negentiende eeuw was wetenschap meer dan nu een kwestie van verzamelen, vandaar het kabinet uit de titel. Leiden had al een Hortus, en kreeg een Rijksherbarium, een Museum voor Natuurlijke Historie, een Rijksmuseum voor Geologie en Mineralogie. Over de rol die die musea moesten spelen in het universitair onderwijs bestond altijd getouwtrek; sinds 2012 zitten ze samen in Naturalis Biodiversity Center, onafhankelijk van universiteiten.

De opstellers van het boek, onder leiding van bijzonder hoogleraar wetenschapsgeschiedenis Dirk van Delft, kozen ervoor om niet louter een geschiedenis van wetenschappelijke triomfen te schrijven. In plaats daarvan grijpen ze terug op de correspondentie van de wetenschappers.

En waar schrijven wetenschappers over? Eén ding is door de eeuwen heen niet veranderd: ze willen meer geld voor hun wetenschap. Vrijwel elke hoogleraar en directeur die aan het woord komt, heeft te weinig geld, te weinig ruimte, de verkeerde ruimte of anderszins een gebrek aan erkenning van hogerhand. Slechts een enkeling, zoals de latere Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen, stapte daadwerkelijk op.

Wie er wél in slaagde om geld bij elkaar te krijgen, haalde daar ook succes mee. Sterrenkundige Frits Kaiser harkte de eerste universitaire sterrenwacht ter wereld binnen, en fysicus Heike Kamerlingh Onnes bouwde een laboratorium dat meerdere Nobelprijzen zou opleveren.

Minder duidelijk is het boek over de dingen die verloren zijn gegaan. De oorspronkelijke kas voor tropische waterplanten in de Hortus was prachtig – maar wat is ermee gebeurd? Leiden had in de jaren dertig de grootste geologie-opleiding van West-Europa, lezen we. Waarom is daar nu slechts één parttimende gasthoogleraar van over?

De universiteit moest haar collegezalen sluiten tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen tot grote verbazing van de bezetter bleek dat Leiden zich niet naar het nationaalsocialisme wilde voegen. Veel onderzoek ging echter gewoon door. Het enige probleem daarbij was dat de Duitsers wel oog hadden voor alle mooie apparatuur. Gretige plunderaars wandelden door het Kamerlingh Onnes-laboratorium, en vinkten aan wat er allemaal mee moest als ‘leenvordering’. Dankzij protesten – ook van Duitse wetenschappers – duurde het drie maanden voordat de buit daadwerkelijk op transport ging. In die drie maanden verstopten universiteitsmedewerkers allerlei meetinstrumenten en werktuigen op allerlei plekken in Leiden. De Duitse wetenschapper Böttcher is overigens de grootste held van het verhaal: hij ontving de kaalgeplukte lab-inhoud, maar deed geen aangifte bij de nazi’s.

Na de oorlog kwam de grote groei. Het studentenaantal steeg van enkele tientallen tot zo’n 400. Vanaf 1957 verhuizen de onderdelen van de bèta-faculteit langzaam maar zeker naar het huidige terrein tussen Leiden Centraal en Oegstgeest in. Daaromheen verrees ook het Leiden Bio Science Park, dat inmiddels meer dan 85 bedrijven en instellingen telt.

Anno 2015 wordt er nog steeds wel eens geklaagd over geld- en ruimtegebrek, maar straalt de faculteit een hoop zelfvertrouwen uit. Dit collegejaar meldden zich zo’n 900 nieuwe studenten aan bij de gestaag groeiende bètafaculteit, die daarmee Rechten en Sociale Wetenschappen (beide rond de 1050 eerstejaars) op de hielen zit. Nobelprijzen vallen er niet meer, maar FWN heeft wel de meeste Spinozapremies van alle Nederlandse faculteiten. De facultaire nieuwbouw is het grootste bouwproject uit de geschiedenis van de universiteit, en de eerste fase zou volgend jaar al klaar moeten zijn. Tijd voor een feestje.

Dirk van Delft et al, Van kabinet naar Science Park – 200 jaar Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen Universiteit Leiden. Leiden University Press, 208 blz. € 15

Lustrumprogramma

18 November – Lezing over ESA-missie Gaia door Anthony Brown (19:30 Academie­gebouw)

11 December – PubQuiz

12 Februari – Bètagala

18 Maart – Lustrumcongres

17 April – Leiden Science Family Festival

1 Juli – Slotfeest Lustrumjaar