Columns & opinie
Column: Buiten bestaande kaders
woensdag 4 november 2015

Zet een groep basisschoolleerlingen bij elkaar en vraag ze om iets - wat dan ook - te schrijven. Ik weet zeker dat ze enthousiast aan de slag gaan en binnen een mum van tijd de mooiste verhalen op papier hebben staan. Over hun huisdier, over een prins en prinses op Mars, over kikkers die kunnen praten.

Geef een groep studenten dezelfde opdracht en ik voorspel complete verwarring. Hoeveel woorden? Dubbele regelafstand? Wanneer moet het worden ingeleverd? Is er een lijstje met ideeën? Een voorbeeld van vorig jaar ter inzage? Wáár moet het over gaan!? Vervolgens zouden de meeste studenten de opdracht uit hun hoofd zetten en de avond voor de deadline nog steeds niet begonnen zijn.

Je kunt het de studenten niet kwalijk nemen: hoe ouder we worden, hoe minder creativiteit wordt gewaardeerd. Hiermee bedoel ik niet alleen het vermogen om een schildersdoek op esthetische wijze vol te kladderen, maar creativiteit in de breedste zin van het woord: het scheppen van iets nieuws of het met andere ogen kijken naar iets dat al bestaat. Op school en tijdens de studie is creativiteit amper nodig: je behaalt vaak meer succes als je je - al dan niet bewust - vasthoudt aan de denkpatronen die anderen al voor je bedacht hebben. Zolang je doorhebt wat docenten willen horen, slaag je vrij eenvoudig voor je studie. Terwijl wetenschappelijke doorbraken toch vooral worden bereikt door buiten de bestaande kaders te denken, wordt toekomstige wetenschappers geleerd om maar binnen die kaders te blijven.

De enkeling die wel zijn creativiteit behoudt, blijft vaak ontmoedigd achter. Een goed voorbeeld komt uit de studententijd van één van Nederlands beste en meest geliefde wetenschappers, Robbert Dijkgraaf. In een interview met de Amsterdamse universiteitskrant Folia vertelde hij ooit dat hij na vier jaar studeren zijn fascinatie voor natuurkunde was verloren. Hij had willen rekenen aan planeetbanen met formules van Einstein en niet van Newton, maar werd afgeremd door zijn docenten. Hij besloot te gaan schilderen aan de Rietveld Academie, waar hij zijn creativiteit wel kwijt kon.

Na twee jaar besloot hij toch zijn studie natuurkunde weer op te pikken (en gelukkig maar, anders had niemand ons drie De Wereld Draait Door-colleges lang kunnen boeien over de oerknal, neutrino’s, Einstein en eind deze maand: zwarte gaten).

Het zet wel aan tot denken: hoeveel briljante wetenschappers in de dop hebben de universiteit ook gedesillusioneerd verlaten, maar hebben, in tegenstelling tot Dijkgraaf, de weg nooit meer terug willen of kunnen vinden?

In de wetenschap is juist steeds meer ruimte voor originele ideeën, het Nederlandse topsectorenbeleid daargelaten. Zo is er sinds dit jaar de Open Mind-subsidie, uitgereikt door de technologiestichting STW, voor out-of-the-box ideeën met maatschappelijke impact. Lowlands nodigde wetenschappers uit om onderzoek te komen doen tijdens het muziekfestival. In het kader van de Nationale Wetenschapsagenda werden we aangemoedigd om ongegeneerd vragen te stellen. Ook op grotere schaal worden creatieve aanpakken en het leggen van dwarsverbanden tussen verschillende disciplines gestimuleerd, bijvoorbeeld in het Europese innovatieprogramma Horizon 2020.

Om bij deze initiatieven aan te kunnen sluiten, lijkt het me dus belangrijk om creatieve geesten te laten rondwaren tijdens de studie in plaats van ze uit te drijven, maar hoe doen we dit? Iemand een origineel idee?

Laura Kervezee

Promoveert bij het Leids Universitair Medisch Centrum