Studentenleven
't Clubje: 'Meer survival dan revival'
Marleen van Wesel
woensdag 14 oktober 2015
© Marc de Haan

Henk Versnel (aankomstjaar 1956, banjo en vocaal): ‘Het begon met ons Groenorkest. Iedereen die een instrument bespeelde, of dacht te bespelen – mondharmonica’s uitgesloten, sloot zich in de groentijd van 1956 aan.’

Lex Roberti (aankomstjaar 1965, trombone): ‘De jongerejaars stonden daarna elk jaar te trappelen. Minerva was nog niet gemengd. De jongens verveelden zich rot en gooiden vooral veel met bier.’

Versnel: ‘Het corps barstte destijds van de ambassadeurszoontjes, met van die dubbele achternamen. Als de koningin jarig was, regelden hun vaders een optreden. En in Parijs kwamen jonge meisjes als vliegen op ons af. Dat bedoel ik niet macho hoor. Mijn vriendin kwam ook mee.’

Roberti: ‘In 2009 ontstond het idee om de oudste nog levende bezettingen van corporale jazzorkesten tegen elkaar te laten strijden in een tweejaarlijks concours. In 2014 wonnen we, dus 18 oktober organiseren wij het.’

Karel van Lelyveld (aankomstjaar 1964, piano): ‘We spelen een oude stijl van jazzmuziek, uit New Orleans.’

Frank van Haastert (aankomstjaar 1956, trompet en bugel): ‘Wij beheersen dat nog. Of we vinden het in elk geval leuk om te spelen.’

Martin Planje (aankomstjaar 1956, klarinet): ‘Het leuke is dat je al die oude rakkers weer terugziet. Of wat er nog van leeft.’

Van Lelyveld: ‘Het is meer survival- dan revivalmuziek.’

Versnel: ‘Een van onze twee trompettisten is overleden, maar met één lukt het ook wel. De afgehaakte trombonist is vervangen door iemand uit een jonger jaar. De jongen op de drums is zelfs pas in 1968 aangekomen. En onze pianist, Ton Hameeteman die aankwam in 1957, heeft zijn heup gebroken. Zo hebben we allemaal tegenwoordig wel wat. Hij wordt vervangen door Karel van Lelyveld. Die is niet zo briljant als Hameeteman, maar wel heel goed.’

Roberti: ‘Hameeteman zit wel in de jury, zodat we opnieuw zeker zijn van winst.’

Van Lelyveld: ‘Ik viel al vaker in. Ook met al die andere corporale orkesten heb ik gespeeld. Er waren altijd te weinig pianisten. Met het Groningse gezelschap Bragi ben ik naar Amerika geweest.’

Roberti: ‘Niet leuk om te noemen, maar het Delftse orkest is áltijd blijven bestaan. Halverwege de jaren zestig kon iedereen die in Leiden aankwam alleen nog maar op gitaren rammen, onder invloed van The Rolling Stones en The Beatles. Zo is bij ons een gat ontstaan.’

Versnel: ‘Pas in de jaren tachtig ging het LSJG verder, met een fenomenaal goede semi-bigband.’

Roberti: ‘Zij wonnen het Breda Jazz Festival, waarmee ze op tv kwamen. Zelf zijn we ook op tv geweest, toen we in 1966 de Jazzaward van Wenen wonnen, maar die opnames ontdekten we pas veertig jaar later.’

Versnel: ‘In de jaren tachtig is het ook weer uitgestorven.’

Roberti: ‘Misschien ontstaat er na zondag weer iets. Dan kunnen wij weer vaker met onze toeters naar feestjes, zonder dat iemand durft te zeggen dat we steeds valser spelen.’

Versnel: ‘Anders zou het mooi zijn om ons vaandel over te dragen aan een bestaand orkest, zoals de Leidsche Studenten Bigband, of Vier voor half Jazz, dat het concours inleidt. Een overtuigende binding met Minerva is wel nodig. Ons vaandel moet niet verdwijnen in de burgermaatschappij.’

Door Marleen van Wesel

Jazzconcours Ceres Award, Sociëteit Minerva

Zondag 18 oktober, 13.00, gratis entree