Nieuws
Minder op kamers door leenstelsel
Door het leenstelsel gaan er veel minder studenten op kamers wonen. Dat blijkt uit een rapportage van studentenhuisvesterkoepel Kences.
woensdag 7 oktober 2015

week verschenen Landelijke Monitor Studentenhuisvesting dat het aantal uitwonende studenten de komende acht jaar wel eens met 13.000 zou kunnen afnemen.

En dat terwijl in diezelfde periode het aantal studenten met 5 procent stijgt. Dat zijn 32.000 studenten.

Hoe komt Kences aan deze cijfers? De organisatie heeft met onderzoeksbureau ABF Research een ‘studievoorschot-scenario’ opgesteld.

De cijfers in dit scenario zijn gebaseerd op een eerder onderzoek dat ABF Research in 2013 opdracht van het ministerie van Binnenlandse zaken deed.

Daaruit bleek dat als het sociaal leenstelsel wordt ingevoerd 51 procent van de respondenten langer thuis blijft wonen. Veertien procent van de geënquêteerde studenten gaf aan dan maar hun kamer te verlaten en weer in het ouderlijk huis te gaan wonen.

Kences geeft toe dat er haken en ogen aan het scenario zitten. ‘Bij prognoses zijn er altijd onzekerheden. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot zijn deze onzekerheden voor prognoses van het aantal thuis- en uitwonende studenten aanzienlijk. Daarom moet er rekening worden gehouden met een bandbreedte.’

Kences schetst ook wat er gebeurt als trends uit het verleden worden doorgetrokken. Volgens een trendscenario van het ministerie van Onderwijs, waarin nog geen rekening wordt gehouden met het leenstelsel, zal het aantal uitwonende studenten de komende acht jaar juist toenemen met 22.000 studenten. Er is dus een bandbreedte van maar liefst 35.000 studenten.

In Leiden wonen er in 2023 volgens het studievoorschot-scenario 11.470 studenten op kamers. Volgens het trendscenario van het ministerie van onderwijs zijn dat er dan 12.800.

‘De verwachte daling van het aantal uitwonende studenten als gevolg van de invoering van het studievoorschot zorgt ervoor dat de taak van studentenhuisvesters om een tekort aan studentenwoonruimten te voorkomen minder groot wordt’, concludeert Kences. VB