Wetenschap
Een godswonder dat het gelukt is
Hoe verliep de bevrijding die we op drie oktober herdenken? Waren de watergeuzen werkelijk tactische strijders, of was er sprake van geluk? ‘Ik denk dat de Spanjaarden een goede kans hadden gehad om te winnen, maar ze waren het beu.’
Vincent Bongers
donderdag 1 oktober 2015

April 1566

Bedelaars en piraten

‘Het zijn maar bedelaars.’(Ce ne sont que des gueux), zo omschrijft een raadsheer van Margaretha van Parma de groep van tweehonderd edellieden uit Holland die in 1566 de landvoogdes met een smeekschrift verzoeken om de geloofsvervolgingen te matigen en hun privileges te eerbiedigen. ‘De term "gueux" werd "geuzen" en een strijdnaam is geboren,’ schrijft Jori Zijlmans, conservator van museum De Lakenhal in het boek Leidens Ontzet, vrijheidsstrijd & volksfeest.

‘De watergeuzen zijn voornamelijk zeelui geleid door edelen’, zegt emeritus hoogleraar zeegeschiedenis Henk den Heijer. ‘Het zijn lang niet allemaal vrijheidsstrijders. Al staat het grootste gedeelte wel aan de kant van Willem van Oranje. Ze zijn vanaf 1568 actief. In het begin is het een zooitje ongeregeld. Het zijn piraten. Ze landen in Noordwijk en Katwijk om te roven en plunderen, maar vallen ook vissers en koopvaardijschepen aan. Ze stelen de ladingen of "rantsoeneren": dat betekent dat de boten pas na een forse betaling mogen doorvaren.’

De Spanjaarden nemen ondanks de smeekbede geen gas terug. Tegelijkertijd gaan Leidse beeldenstormers tekeer en onder toeziend oog van de schutterij ‘zuiveren’ ze parochiekerken. Beelden worden stukgesmeten en ‘de oproerlingen ontheiligden de symbolen van de eucharistieviering door hosties uit te delen en miswijn te drinken’, schrijft Zijlmans. ‘Het Laatste Oordeel’ van Lucas van Leyden, dat in de Pieterskerk hangt, wordt op het nippertje gered.

Augustus 1566

Kwade lieden en oproerkraaiers

De hertog van Alva voert als reactie een waar schrikbewind. Hij stelt de Raad van Beroerten in, in de volksmond ‘de Bloedraad’ genoemd. Protestanten eindigen na marteling aan de galg.

‘Filips II wordt als die archetypische, vreselijke Spanjaard gezien’, zegt universitair docent vaderlandse geschiedenis Raymond Fagel. ‘Maar dat beeld klopt niet. Zijn vader Karel V komt uit Gent. Zijn moeder is Portugees. Hij is een beetje bleek met lichte ogen. Hij erft een koninkrijk waar de Nederlanden bijhoren. De Nederlanders zijn geen vijanden maar onderdanen. Hij heeft de gedachte dat hij hen moet beschermen tegen protestantse oproerkraaiers. Dat is onkruid dat je met wortel en tak moet uitroeien. Het is een opstand tegen de koning, geen oorlog van Spanje tegen de Nederlanden. Het godsdienstig conflict is een complicerende factor. In de ogen van veel Nederlanders zijn Spanjaarden ook geen bezetters. Althans, niet in de begintijd.’

April 1572

Geuzen of Spanjaarden?

De geuzen nemen Den Briel in. Leiden twijfelt: trouw blijven aan de koning of kiezen voor Oranje? Zowel de geuzen als de Spanjaarden hebben een gewelddadige reputatie. ‘De meerderheid van de Leidse inwoners is katholiek’, legt Fagel uit. ‘Maar dat wil niet zeggen dat die automatisch het felle beleid van Filips steunen.’

‘Willem van Oranje en zijn medestanders beschouwen zichzelf niet als rebellen,’ zegt Anton van der Lem, conservator oude drukken en bibliofiele uitgaven van de universiteitsbibliotheek, die afgelopen zondag de 3 Oktoberlezing gaf. ‘Ze willen juist vasthouden aan het oude. De koning mag geen belasting heffen of een oorlog beginnen zonder instemming van de Staten. En dat doet hij wel. Dus is er verzet. Fillips regeert op gezag van God en vindt dat hij alleen aan Hem verantwoording schuldig is. En zeker niet aan burgers.’

Zijlmans: ‘Naar Leiden teruggekeerde geloofsvluchtelingen, onder wie de latere burgemeester Van der Werff en stadssecretaris Jan van Hout, pleiten voor de opstandelingen.’ De stad kiest aarzelend voor de geuzen. Van Hout was een bepalende figuur in het verzet. Een echte macho hardliner die volgens Zijlmans ook het brein achter het verzet is. ‘Van Hout was een echte kerel’, schrijft universiteitshistoricus Willem Otterspeer. ‘Hij ging er prat op dat hij al op zijn twaalfde voor het eerst geneukt had.’

Oktober 1573

Eerste beleg

Alva omsingelt de stad. Onder de leiding van de hertog is het garnizoen van Haarlem afgeslacht en Mechelen geplunderd. In Naarden bereikt de terreur zijn hoogtepunt. De Spaanse commandant Don Frederik, zoon van Alva, wordt met zijn leger toegelaten in de stad en begint op 1 december een slachtpartij. De vrouwen van Naarden worden verkracht en de stad geplunderd en in brand gestoken. Slechts zestig inwoners overleven het. De methode van Alva werkt averechts. De steun voor Fillips bij gematigde katholieken neemt af. De veel gematigder Requesens volgt hem op. Hij breekt het beleg van Leiden op. Maar de Spanjaarden komen al snel weer terug.

Mei 1574

Knokken om kolen

‘Requesens doet geen pogingen om de stad te bestormen, de muren worden niet in puin geschoten. Er gebeurt gewoon vrijwel niets,’ zegt Fagel. De stad wordt uitgehongerd. Leidenaren die de stad uitsluipen houden de troepen in de gaten. De Spanjaarden grijpen de zestienjarige jongen Leeuwken als hij het kamp bespioneert. Zijlmans: ‘Nadat hem neus, oren en lippen waren afgesneden, werd hij aan een been opgehangen. Toen de jongen, lenig als hij was, zich bijna wist te bevrijden, joeg een soldaat hem een kogel door het hoofd.’

‘Er zijn wat uitvallen van de Leidenaren,’ aldus Fagel. Zo is er een furieuze aanval om de kolenvelden bij de Rijnsburgerpoort onder controle te krijgen. De Spanjaarden hebben daar een schans opgeworpen. De Leidenaren bestoken hen met flessen die zijn gevuld met kruit en zwavel. Een aantal soldaten verbrandt. Het fanatisme van de burgers is aangewakkerd door het stadsbestuur. De eerst burger die de schans binnenvalt, krijgt als beloning zes gulden. Knokken om kolen is geen kleinigheid, snappen ook de Spanjaarden. ‘Het was vooral kool, wat ze veel voedsel opleverde, want de kool die ze in Holland kweken is veel groter dan die van de andere provincies’, schrijft officier Benardino de Mendoza.

Er was een groot tekort aan voedsel, schrijft hoogleraar vaderlandse geschiedenis Judith Pollman. Er stierven duizenden Leidenaren. Maar de meesten bezweken aan de pest, niet aan de honger. ‘Tot de laatste dagen van het beleg was er nog volop paardenvlees.’

Zijlmans: ‘Uiteindelijk is er ook een tekort aan bier, dus de bevolking drinkt het smerige grachtenwater. De kans om ziek te worden, neemt toe. Ze eten verrotte kolen, moutkoeken en wat vlees. De bevolking verzwakt daardoor.’

Een aantal sympathisanten van de Spanjaarden was al uit de stad gevlucht. ‘Deze "glippers" lieten vaak hun vrouw en kinderen achter. Het bestuur schopt hen er uit, er waren immers al genoeg monden te voeden.’ Maar eenmaal buiten de stadsmuren kregen ze geen warm welkom. Aanhangers van Filips trokken hen alle kleren uit en stuurden hen vervolgens weer terug. ‘In hun grote barmhartigheid hebben stadsregeerders hen weer binnengelaten, terwijl ze vrijwel niets meer hadden om hun schamelheid en naakte billen te bedekken,’ blijkt uit een anoniem verslag van het beleg. ‘Een enorme vernedering natuurlijk, zegt Zijlmans. ‘Het is ook een manier om de Leidenaren tot wanhoop te drijven, ze te duwen tot overgave.’

Een enorme gok

Juli 1574

‘Op 30 juli 1574 stemmen de Staten van Holland in met het plan van Willem van Oranje om de dijken door te steken en met een vloot Leiden te ontzetten’, vertelt Henk den Heijer. ‘Het is een Godswonder dat het gelukt is, een enorme gok. Vooraf is er slechts een plan om de dijken door te steken. Wat daarna nodig is, moet dan nog worden bedacht. In een zeer korte tijd wordt een grote hoeveelheid schepen, wapens, voedsel en manschappen verzameld. Het duurt ruim twee maanden om Leiden te bereiken, en dat is eigenlijk nog best snel.’

‘Het is een complexe operatie. Het doorsteken van de zeedijken bij Delfshaven en Rotterdam was niet voldoende. Een deel van het land stroomt onder, maar dan stuiten de geuzen weer op een landdijk. Daar moet ook weer een gat in worden gemaakt. Onderweg botsen ze steeds op dijken waarvan ze het bestaan niet eens kenden. En moeten ze dus weer graven.’

‘Water is een vreselijke vijand,’ aldus Fagel. ‘De Spanjaarden denken erover om zelf delen van Nederland onder water te zetten. Maar Filips wil dat niet. Dat zou immers fataal zijn voor zijn onderdanen.’ Geluk speelde zeker een rol. ‘De Spanjaarden waren van plan om een grote vloot uit te rusten om de geuzen aan te pakken. Maar onder andere door pech en geldgebrek kwam het daar niet van. De manschappen gingen massaal dood door besmettelijke ziekten. De admiraal bezweek zelf ook.’

Begin september 1574

Wrede Zeeuwen

De Spanjaarden verdedigen de dijken fel en dichten de door geuzen gemaakte gaten weer met hout en hooi. ‘Dan is er nog het probleem van de hoogteverschillen’, zegt Den Heijer. ‘Het Rijnland ligt hoger dan het Delfland. Dus het water is daar minder diep. Het risico dat je dan vast komt te zitten met je schip, is groter.

‘Het water staat overal vrij laag. Er kan dan ook alleen gebruik worden gemaakt van schepen zonder kiel of met een hele beperkte kiel. Bij elkaar is het een flinke vloot bestaande uit 250 platbodems en zeventig galeien.’

De dichter Jan Fruytiers maakt het beleg van nabij mee en schrijft vol ontzag over de vloot onder leiding van de Zeeuwse geuzencommandant Louis de Boisot. ‘De komst van de Zeeuwen veroorzaakte niet weinig schrik onder de vijand.’ Ze kunnen ‘verbazingwekkend goed uit te voeten op het water.’ En ‘hoewel er vele ruwe en onbeschaafde lieden bij zijn, stellen zij zich onder leiding van godvrezende en dappere kapiteins vroom en strijdbaar op.’

Wreed zijn ze ook. ‘Een van de Zeeuwen heeft namelijk een neergeschoten Spanjaard, die half dood was, het hart uit het lijf gerukt en zijn tanden erin gezet. Betrouwbare lieden hebben het hart met tandafdrukken in Delft gezien.’

Eind september 1574

Kanonnen en duiven

De kans bestaat dat Leiden alsnog capituleert. ‘Er zijn voor- en tegenstanders van praten met de Spanjaarden’, zegt Van der Lem. Bij een bijeenkomst van het stadsbestuur vraagt Van Hout om stilte, hij maakte immers de notulen: ‘Iedereen moet het om de beurt zeggen wat hij wil, dan kan ik het opschrijven.’ Onder die druk binden de meeste voorstanders van onderhandelen wel in. Die willen niet zwart op wit hebben staan dat zij willen praten met de Spanjaarden. De strijd wordt voortgezet.’

Den Heijer: ‘De watergeuzen hebben zwaar geschut: een halve kartouw. Dat is een kanon met een kaliber van 24 pond dat normaliter alleen werd gebruikt om stadsmuren in puin te schieten. Ook fabriceren ze een drijvend artillerieplatform dat sommigen spottend de "Arke Noachs" noemen. Het bestaat uit twee aan elkaar verbonden korenschuiten die vol staan met kanonnen. Deze schuit wordt voortbewogen met raderen.’

Maar als het in stelling wordt gebracht bij het Zoetermeerse meer om een doorbraak te forceren, gaat het mis. Het ‘slagschip’ begint te zinken en is meteen onbruikbaar. Er gaan vijftien stuks geschut overboord om het drijvende te houden. Vier korenschuiten zijn voorzien van een halve kartouw. Deze worden ook ingezet. Maar de zware kanonnen richten nauwelijks schade aan. Gericht vuren is haast onmogelijk vanaf de onstabiele schepen. Door het zware gedreun raken de schuiten beschadigd en als snel onbruikbaar. De watergeuzen trekken zich terug.’

De situatie in Leiden wordt steeds nijpender. Er was geen contact meer met de Staten van Holland en Willem van Oranje. Er kunnen geen bodes in de stad komen. ‘Het verzet in de stad krijgt nieuw elan door de duivenpost’, aldus Zijlmans. ‘Er waren geruchten dat de prins dood was. Nu kwamen er brieven van de prins en van de geuzen. Die werden vanaf het bordes voorgelezen.’

De vogels werden geleverd door Willem Corneliszoon Speelman. Hij weet te voorkomen dat de beestjes in de ‘hongerige buycken’ van zijn ‘hoogbejaerde moeder en broederen’ terecht komen. Hij werd hiervoor in 1578 beloond, met het recht om de naam Van Duivenbode te dragen. De dappere duiven zelf werden negen jaar later met hooi opgevuld en kregen een ereplaats in het stadhuis. Zijlmans: ‘Iedereen schoot alles uit de lucht wat vloog. Maar duiven waren off limits, daar stond de doodsstraf op. Dat konden namelijk wel eens postbode zijn.’

Begin oktober 1574

Wind en moeras

‘Uiteindelijk is de vloot via Zegwaard naar Zoeterwoude gevaren’, legt Den Heijer uit. ‘Ze zijn om de versterkingen van de Spanjaarden heen getrokken. De schepen hebben nog een hele tijd bij het Noorder Aa gelegen omdat het waterpeil te laag was. Toen stak er een storm op die het water opstuwde. De schepen surften als het ware naar Leiden. ‘Toen ze daar aankwamen had de Spaanse commandant Francisco de Valdés al besloten het beleg af te breken.’

‘Je zit in een koud kikkerland en wordt al maanden niet betaald’, zegt Zijlmans. ‘Alles staat onder water. Het is een moeras in een moeras. Ga dan maar eens vechten. Ik denk dat de Spanjaarden een goede kans hadden gehad om te winnen, maar ze waren het beu. Het is een mentaliteitskwestie geweest.’

Den Heijer: ‘De geuzen hadden enorme hoeveelheden voedsel bij zich in kleine platbodems achter de oorlogsvloot. Daar zat haring uit Schiedam en Delfshaven bij. Ik heb eens uitgerekend om hoeveel haring ging. Er waren rond de 8500 Leidenaren. Ik kwam uit op iets van 50 haringen per persoon.’

Volgens Fruytiers was het de nattigheid die de Spanjaarden de das om deed. De Valdés zou een geschilderde stadskaart van Leiden achtergelaten hebben met daarop de tekst. "Vaarwel burgerij, vaarwel schansen. Jullie zijn opgegeven vanwege het water en niet vanwege de kracht van de vijand."

Op 5 oktober komt Willem van Oranje naar Leiden. Fruytiers: ‘Hij voorspelde dat hun kindskinderen dit nog zouden herdenken.’ Dat had de prins goed gezien.

In Leiden zijn verder geen oorlogshandelingen geweest. ‘Er is ook nog wel sprake geweest van een derde beleg’, vertelt Fagel. ‘Maar in 1575 sterft Reguesens en gaat Filips bankroet. Er volgt een bestuurlijke en financiële chaos en Leiden blijft verder buiten schot. Maar de Spanjaarden zijn nog lang niet weg uit de Nederlanden. In 1585 bezetten en plunderen ze Antwerpen. De hertog van Parma neemt de ene na de andere stad in. Op dat moment zou je geen cent meer hebben gegeven voor de Opstand.’

Aan het eind van het beleg heerste de pest. Foto Erwin Olaf

Voor meer informatie, klik hier.