Cultuur
Het k
De Leidse antropoloog Jeroen Windmeijer schreef een Dan Brown-achtige thriller, die zich afspeelt in het feestgedruis van Leidens Ontzet.
Marleen van Wesel
woensdag 30 september 2015

‘Ik ben niet gelovig, maar wel gefascineerd door Jezus’, vertelt Jeroen Windmeijer (1969). ‘Al 25 jaar lees ik alles wat ik tegenkom over het vroege christendom. Ook religieuze thrillers. Die spelen zich vaak af op plaatsen als Rome, Parijs en Florence. Ik dacht: dat kan ik ook. En omdat ze zeggen dat je moet schrijven over wat je kent, situeerde ik mijn verhaal in Leiden.’

De bekentenissen van Petrus (2015) gaat dan ook over een Leidse archeoloog en zijn studente die op het punt staan om een belangrijk historisch mysterie te ontrafelen, terwijl ze dwars door het feestgedruis van Leidens Ontzet op de hielen worden gezeten door leden van een geheimzinnige, maar gevaarlijke orde.

Een Leidse religieuze thriller kan niet zonder de beschermheilige van de stad: Petrus. Voor de absolute leken: de Pieterskerk is uiteraard naar hem vernoemd en de sleutels uit het stadslogo zijn Petrus’ symbolische sleutels van de hemelpoort.

Windmeijer: ‘Bijzonder aan Petrus is dat hij plotseling uit de Handelingen van de apostelen verdwijnt. Dat is raar: hij was een belangrijke leerling. Hij zou begraven liggen in Rome, waar geen bewijs voor is. Volgens een andere legende vertrok hij naar Engeland. Op dat verhaal sloot ik aan, alleen strandde hij in mijn boek onderweg in Katwijk.’

En dat verbindt Windmeijer in zijn boek dan weer met de werkelijke vondst van een bronzen masker, bij archeologische opgravingen in Leiden in 1996. ‘Op 2 oktober gebeurde dat, wat perfect past in een Dan Brown-achtige thriller, die zich in 24 uur afspeelt. Ik heb de werkelijkheid geen geweld aan hoeven doen.’ Zo vervlecht hij ook de zogenaamde wérkelijke reden voor het beleg van de Spanjaarden in 1574 én het verblijf van de Pilgrim Fathers in Leiden met zijn verhaal. ‘Onderbouwde fictie’, noemt hij het resultaat. Historisch klopt het helemaal, of wat het grote mysterie betreft: zou het helemaal kunnen kloppen.

‘De grootste kritiek kreeg ik op het fragment waarin een van de hoofdpersonen in twintig minuten haar haren verft voor een vermomming. Dat heb ik in de tweede druk aangepast. Maar dat Petrus in Leiden geweest zou zijn, dáár gaat iedereen dan weer in mee.’

Inmiddels is er een derde druk. ‘Het is natuurlijk een erg geschikt cadeau voor Leidse afstudeerborrels, bruiloften, noem maar op. Met de VVV ga ik nog een stadswandeling maken, gebaseerd op de achtervolging uit het boek. Maar ik hoop wel dat het uiteindelijk boven Leiden wordt uitgetild. Het is leuk om veel details te herkennen, maar ik kan zelf ook ontroerd raken door boeken over plaatsen waar ik nooit ben geweest.’

Intussen werkt hij aan een volgend boek met gelijksoortige ingrediënten. ‘Ook over Leiden, maar dan ondergronds. Er zijn namelijk allerlei verhalen over ondergrondse tunnels en vluchtwegen onder de stad. Het gaat over dezelfde personages, maar dan twintig jaar later.’ Ongeveer nu dus, want mijn boek speelt zich dus af in 1996. ‘Ik moest er op letten dat mensen 06-11 bellen, en niet 112. Internet helpt je een eind op weg.’ Datzelfde internet was een rariteit in 1996. Een van de bad guys vertelt dat hij voor het moment dat hij voor de hoofdpersonen staat een alibi geregeld heeft: ‘Iemand zit op mijn computer te werken op dit moment en verstuurt af en toe berichtjes via de elektronische post, die “e-mail”.’

‘Dat heb ik heel bewust meegemaakt, dat gemopper over e-mail. En veldtelefoons!’ Tegenwoordig is hij godsdienstleraar, maar destijds werkte hij zelf ook op de universiteit, aan een promotie over de Indiaanse straatmuzikanten uit Ecuador die toen met hun panfluiten in Nederlandse steden stonden. Waar zijn die eigenlijk gebleven? ‘Door het Verdrag van Schengen mochten ze nog maar maximaal drie maanden in Europa blijven, terwijl ze voorheen elke drie maanden naar een ander Europees land reisden. En ze waren vrij gemakkelijk te identificeren.’ Uit zijn proefschrift bleek namelijk dat ze haast allemaal uit hetzelfde Ecuadoraanse dorp kwamen: Otavalo.

‘Mensen raakten hier ook een beetje uitgekeken op de muziek. Ook was er wat onderlinge haat en nijd: ze gaven elkaar aan bij de autoriteiten, om vervolgens voor weinig geld de onverkochte partijen over te nemen. Veel van hen trokken naar andere gebieden, zoals Noord-Amerika en Australië. Vooral met hun textiel trouwens. Ze passen zich aan.’

Jeroen Windmeijer, De bekentenissen van Petrus. Primavera Pers, 2015. 288 pgs. €19,50. Signeersessie: zaterdag 3 oktober, 11.00-14.00 uur, bij de AKO op Leiden Centraal