Wetenschap
Vertellen doet genezen
Op tienjarige leeftijd kwam Bareez Majid vanuit Iraaks-Koerdistan naar Nederland. Voor haarmasterscriptie keerde ze terug en interviewde er gemartelde oud-gevangenen - in de gevangenis waar ze hadden vastgezeten. ‘Dit kan ik toch niet aan mijn kinderen vertellen.’
Petra Meijer
woensdag 3 juni 2015
Cel in de voormalige de Amna Suraka-gevangenis. Het gebouw in Sulaymaniyah, een stad in de Koerdische Autonome Regio van Irak, is tegenwoordig een nationaal museum.

‘Ik ben vier jaar oud. Mijn oom komt aan de deur. We moeten de stad verlaten uit angst voor vergassing en hebben geen tijd om spullen te pakken. Het is koud, donker en ik ben een van mijn schoenen kwijt. Ik heb de jurk van mijn moeder vast, maar in de mensenmassa achtervolg ik de verkeerde vrouw. Ik ga zitten, machteloos. Een oude vrouw in zwarte kledij kijkt op me neer maar kan niets doen.’

Het is van de sterkste herinneringen die Bareez Majid (27, Middle Eastern Studies) aan de oorlog in Iraaks –Koerdistan heeft. ‘De oorlog was er wel, maar mijn herinneringen zijn gefragmenteerd’, zegt ze. ‘Die fragmenten worden bovendien beïnvloed door de mensen in je omgeving, door de media en door educatie. Als kind krijg je de details niet mee. Saddam was voor mij geen persoon. Hij was een reusachtige vorm waar ik bang voor was en ’s nachts niet van kon slapen. En toen we naar Nederland vlogen, had ik onbewust aangenomen dat er overal in de lucht douaneposten zouden zijn. Daar maakte ik me zorgen om.’

Nog een herinnering:

‘Ik zit met mijn moeder in de bus. We komen bij een wachtpost. Er ligt een gewond persoon. Ze bedekt mijn ogen, en hoewel ik geschreeuw hoor, val ik in slaap. Als ik wakker word resteert alleen een plas bloed.’

In Nederland werden Majid en haar familieleden eindelijk weer herenigd met haar vader en oudere zus, die een jaar eerder naar Nederland waren gevlucht. ‘Mijn broertje en ik aten ons de eerste dag gek aan chocoladepasta en dronken heel veel cola. Maar als ik mijn dagboek teruglees, heb ik mezelf later gehaat om het feit dat ik op de Turkse grens nooit heb omgekeken.’

Haar eigen herinneringen vormden het begin van een toenemende interesse in de zogeheten Memory Studies, waarbinnen het geheugen en trauma een grote rol spelen. ‘Ik wilde ik onderzoeken hoe de plaatsen van herinnering actief kunnen worden ingezet om bij te dragen aan de verwerking van trauma’s’, zegt ze. Voor haar masteronderzoek besloot ze daarom terug te gaan naar haar geboorteland. En wel naar de beruchte Amna Suraka-gevangenis, om daar gevangenen te interviewen over hun detentie. Het leverde haar een nominatie op voor de Echo Award, een stimuleringsprijs voor excellent multicultureel talent.

‘De gevangenis vormt nu het nationale museum, waar een politiek verhaal wordt verteld.’ De vele interviews met de gevangenen stelden haar in staat om de gevangenis op een andere manier te zien: als een mogelijke plek waar mensen hun verhaal kwijt kunnen en zo trauma’s kunnen verwerken. ‘Het vertellen van deze verhalen maakt het mogelijk om te genezen, maar voorkomt ook dat haat en woede worden doorgegeven.’

In de gevangenis vertelden mannen van middelbare leeftijd haar bijvoorbeeld hoe ze er op gruwelijke wijze waren verkracht en gemarteld. Daar hadden ze nooit over gepraat. ‘Dit kan ik toch niet aan mijn kinderen vertellen’, zei een van hen. Ik dacht dat ik op de verhalen was voorbereid, maar het was een intensief en emotioneel proces. Ik had elke keer twee dagen nodig om ervan bij te komen.’

Majid ontdekte dat het belangrijk was om door te vragen. ‘Zo legde iemand trots uit hoe hij aan een trapleuning was vastgebonden en op één been moest staan. Hij gaf aan dat hij dat zonder twijfel zo weer zou doen. Dat verbaasde me. Hij had mij kort daarvoor verteld dat zijn zoontje net geboren was toen hij in Amna Suraka terechtkwam. Miste hij zijn zoontje daar dan niet? Toen begon hij te huilen. “Natuurlijk dacht ik aan mijn zoontje”, zei hij. “En ik dacht aan mijn oude vader, en dat ik hem nooit meer zou zien.” Door zulke tegenstrijdige verhalen ging ik inzien hoeveel verschillende versies en waarheden er bestaan. Zo waren er mannen die beweerden dat vrouwen in de gevangenis het makkelijker hadden. De mannen werden met hun gevoelige delen aan elektrische kabels gehangen. Maar vrouwen en kinderen werden opgepakt om hun mannen te lokken. Die emotionele chantage is ook marteling. Bovendien is er een container met vrouwenondergoed gevonden. Daar zijn foto’s van, maar het wordt toch regelmatig ontkend.’

Opvallend vond ze ook de gradaties in slachtofferschap. ‘Voormalige mannelijke gevangenen die tot de partij horen die er nu aan de macht is krijgen de meeste erkenning en compensatie. Vervolgens volgen mannen van andere partijen. Voor vrouwen die gevangen zaten om hun mannen te lokken is minder erkenning. En voor vrouwen die zelf politiek actief waren is het minste begrip.’

Ze benadrukt dat het uiteindelijk niet gaat om wie ‘de waarheid’ vertelt. ‘Het gaat om hoe iedereen het ervaren heeft. Ik vind het mooi om te zien dat er ruimte is voor verschillende herinneringen. Ik geloof in de kracht van plekken waar mensen hun verhaal kunnen vertellen. Dat kan helend werken, en mijn generatie heeft die verhalen bovendien nodig om de oorlog te kunnen begrijpen.’

De oorlog in Iraaks-Koerdistan

Al in de jaren tachtig van de vorige eeuw had de Koerdische bevolking in Irak te lijden onder het harde bewind van Saddam Hoessein, die opstanden voor onafhankelijkheid fel bestreed.

Onder leiding van zijn neef Ali Hassan al-Majid werden er gifgasaanvallen op de burgerbevolking uitgevoerd, waarvan de gifgasaanval op Halabja in 1988 de bekendste is. Duizenden mensen kwamen om het leven. Tussen 1986 en 1991 hield de Iraakse inlichtingendienst vele, voornamelijk Koerdische, mensen gevangenen in Amna Suraka, waar ze werden ondervraagd en gemarteld.

Om de Koerden tegen verdere gifgasaanvallen te beschermen mocht er tussen 1991 en 2003 niet boven Iraaks-Koerdistan – een autonome regio in het noorden van Irak - worden gevlogen. In oktober 1991 verlieten Iraakse troepen het grondgebied en riepen de Koerdische partijen KDP en PUK een regionale Koerdische regering uit. In 1994 brak er echter een burgeroorlog uit tussen verschillende Koerdische partijen, met name tussen de KDP en de PUK. Deze burgeroorlog duurde ruim drie jaar.