Studentenleven
Niet nadenken, gewoon eten
Hoe verliep de Leidse Hongerwinter? En hoe voelt het om zelf uitsluitend bloembollen te eten? Mare nam de proef op de som en ging op hongerwinterdieet.
Auke-Florian Hiemstra
donderdag 30 april 2015
Op hongertocht naar het platteland

‘Vliegtuigen die schieten, dat hield me bezig tijdens de oorlog’, vertelt gepensioneerd tekenleraar Ruud van der Loos (78). Terwijl zijn kleinkind op de grond met een houten treintje speelt, laat hij zijn tekeningen van toen zien: een beschieting op een trein. Van der Loos maakte de oorlog in Leiden mee als kind en tekende wat hij zag.

Slechts flarden herinnert hij zich van zijn jeugd. Die schietende jachtvliegtuigen over de stad, de hulzen in de straat, het schuilen in de keuken, hoe zijn Joodse buurjongen ineens verdween, hoe zijn neef onderdook, de buren die fout waren en de waterige soep uit de gaarkeukens. Maar hij ziet zichzelf niet als slachtoffer, want van de vreselijkste dingen werd hij door zijn ouders afgeschermd.

Echt honger geleden heeft hij niet. ‘Mensen waren allemaal op zoek naar eten, maar mijn vader had connecties met boeren in Zoeterwoude. Daar haalde hij eten. Dat was niet iets dat je gewoon in je fietstas stopte. Hij verstopte het in zijn jas.’ Zijn vader maakte kaas, flessen melk en soms zelfs spek buit. ‘Maar aan het eind van de winter aten we wel bollen, en van de bieten maakten we stroop.’

‘De verhalen kennen we allemaal’, zegt Leids historicus en voormalig directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) Hans Blom. ‘Er was niet genoeg en wat er was, was smerige troep.’ Volgens zijn moeder behoorden suikerbiet en tulpenbol tot Bloms eerste woorden. ‘Mensen deden van alles om aan voedsel te komen. Ongetwijfeld aten ze katten en honden, en ratten. Schijnt heerlijk te zijn trouwens.’

Maar hoe groter de stad, hoe groter de problemen. Amsterdam, Rotterdam en Den Haag hadden het net een slag zwaarder dan Gouda, Delft, of Haarlem en Leiden, omdat deze steden meer contact hadden met het omliggende platteland. ‘Contacten konden het verschil maken’, stelt Blom, want eten kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Pas tegen het eind van de oorlog waren er droppings. Het Zweedse wittebrood kwam niet per vliegtuig. ‘Dat is een mythe’, aldus Blom. Toen de honger het grootst was, meerde er in Delfzijl een schip aan met Zweeds meel dat uiteindelijk ook Leiden bereikte. Bakkers maakten er brood van, dat met margarine gratis uitgedeeld werd: een icoon van de Hongerwinter. Dit moet een onvergetelijk moment geweest, zegt Blom. Het was de oppepper waardoor men het vol kon houden tot het eind van de oorlog, tot de ‘zomer vol feesten’.

Na de bevrijding kwam de toestroom van voedsel pas heel geleidelijk weer op gang. De schaarste bleef nog een flinke tijd: pas in 1950 was alles van de bon. ‘De smaak van bloembollen blijft je bij’, zegt Van der Loos – en is net als de oorlog iets dat hij niet snel vergeet.

Een weekje hongerwinteren

Maandag

Startgewicht: 94 kg.

De wekker gaat. Ik stap mijn bed uit, graai in de bak bloembollen en neem meteen een hap. Niet nadenken, gewoon eten. De eerste hap lijkt mee te vallen, maar al snel realiseer ik me hoe vaak ik moet kauwen voor ik het doorslik. Taai en zurig. Ik eet er twee. 

Gedurende de dag merkt ook mijn maag dat het niet de gebruikelijke cruesli was en geen écht eten is. Aan het eind van de middag ben ik al in de keuken. Voordat huisgenoten jaloersmakende pizza’s in de oven schuiven, kook ik wat bollen en bak ze tot een soort bollenchips. Het lijkt op aardappel. Maar wat zit erin? Ik google ‘calorieën tulpenbol’, maar Google begint over Bossche bollen, oliebollen en zo meer. Snel wegklikken. 

Door naar de fitness. Als ik niet blijf trainen breek ik juist mijn spieren af. Zolang ik kan, moet ik blijven sporten. Uitgeput kom ik thuis. We hebben een hospiteeravond. Gul als we zijn, liggen overal zakken chips. Uit automatisme gaat mijn hand een paar keer richting een zak chips, maar steeds bedenk ik me haverwege. De honger maakt me chagrijnig.

Dinsdag

Als een ware bolletjesslikker eet ik tien bloembollen. Vroeger werden ze op een houtkachel gelegd, ik bak ze in de oven. Gelukkig word ik niet van het tuintje in mijn buik, maar je hebt wat binnen. Het valt me op dat ik ineens overal eten zie. Op Facebook scroll ik langs eten. Iemand komt etend mijn kamer binnen. Fietsend door de stad zie ik alle restaurantjes. ‘Tweede pizza gratis’, schreeuwt elke bushalte. Waren er altijd al zoveel eettentjes? Honger sluimert in mijn achterhoofd.

Thuis gooi ik de deur van de fusie dicht rond etenstijd en klaag tegen een huisgenoot over de bollen. ‘Dan heb je dus geen échte honger’ krijg ik terug, ‘als je écht honger hebt eet je alles.’ Shit – bedenk ik me, hij heeft gelijk. Die dag eet ik verder niks. Dat zal me leren. Afleiding, denk ik: bezig blijven. Alsof ik binnenkort tentamen heb, begin ik mijn kamer op te ruimen. Ondertussen kijk ik een detective. De snijdende spanning, de vondst van het lijk en het heftige verhoor doen me niks. Veel belangrijker: wat eten ze daar? Er ligt zomaar een halve cake op tafel en niemand slaat toe. Niemand propt de plakken achter zijn kiezen. Niemand hapt. Niemand proeft - alsof het decoratiemateriaal is! Ik heb zin in cake. Houden detectives niet van cake? Ik kwel mezelf. Dan maar journaal, maar normaal gesproken ontbijt ik altijd tijdens het nieuws. Alleen de begintune doet mijn maag al kermen; het Pavlov-effect in actie.

Woensdag

Kan dat éne leuke meisje mij even direct komen friendzonen? Dan heb ik geen zin in eten. Dat zou heel fijn zijn nu. Ik fiets met een lege maag over de Breestraat. Man, wat ruikt het hier lekker! Alsof uit elk pand etensgeuren komen. Op de universiteit vraagt iemand of ik warme chocolademelk wil, ‘JAAA! IK WIL!’ schreeuw ik van binnen als bij een lang verwacht aanzoek. Ik drink water; hij niet. Elke keer als hij uitademt, ruik ik chocolade. Ik ruik alle geuren veel intenser. Mijn waarneming is scherper. 

Na een dag zonder eten gaat het sporten me niet makkelijk af. Calorieën verdwijnen maar er wordt niks toegevoegd: logistieke problemen. Ik weeg zeker al drie kilo minder. ‘s Avonds doe ik de afwas. Ik had het al tijden staan, een hele stapel. Het voelt als van een andere tijd. Zoveel lege bakjes cruesli. Borden vol pasta. Een ontbijtbordje. Al die vergane glorie. De restanten van ondergewaardeerde geluksmomenten. Emotieloos opgegeten.

Donderdag

Trillend word ik wakker. Ik heb kippenvel terwijl het warm is, voel me licht in mijn hoofd en duizelig. Als ik opsta moet ik me vasthouden. Ik schrik. Dit is niet goed. Ik ga naar de supermarkt. Ik zet een stap binnen en mijn mond stroomt vol. Er valt zowat niet tegenop te slikken. De lekkere geuren worden wild in het rond gepompt. Ik durf niet langs de broodafdeling. Ik kijk naar de grond, wil niet alle schappen zien. 

Ik pak een klein beetje soep. Erwtensoep. Dat was op donderdag het massa-eten dat in de Leidse hongerwinter werd uitgedeeld. Een paar calorieën, maar bij lange na niet wat ik nodig heb. De vogels voor het raam eten de hele dag uit hun vetbol. Het begint me te irriteren. Op een studentenfeest zoek ik afleiding maar plots eet iedereen chips. Ik ruik de cake aan de andere kant van de kamer. Iemand zegt dat er ook brownies zijn. Borrelnootjes worden doorgegeven. Onbewust tel ik hoeveel cake de man tegenover me eet. ‘Ja joh - neem een vierde plak.’

Vrijdag

Ik voel me slap. Normaal schiet ik in vijfde versnelling op mijn fiets door de stad, nu voelt de tweede al net zo zwaar. Ik ben opgelucht dat ik überhaupt de sportschool haal, maar ben al moe na het omkleden. Na één apparaat loop ik de zaal weer uit. Ik herken mijn lichaam niet meer: ik ben zeker vijf kilo kwijt en heb geen kracht. 

Die avond hijs ik mezelf in de trein naar Utrecht voor een verjaardag. Op zoek naar een coupé zonder friet vretende mensen. Op de terugweg komt iemand tegenover me zitten die twee hamburgers achter elkaar wegschranst. Geniet die hamburgerman er wel écht van? Al een week vecht ik mentaal om het fysiek vol te houden. Een vriend appt me een foto van een bebloede dode meeuw. ‘Honger? Hij ligt naast de Hoogvliet.’ Fijn, zulke meedenkers.

Zaterdag

Ik word wakker na mijn vijfde dag zonder eten. Huisgenoten discussiëren over wie er wc-papier haalt. Bij mij is de nood niet zo hoog; niets erin, niets eruit. Ik kruip op mijn fiets en begin te trappen. Enigszins slingerend, in de enorm zwaar aanvoelende eerste versnelling rijd ik naar een boerderij. Iedereen haalt me in. 

De tijdsindicatie van Google Maps was een half uurtje. Een paar uur later sta ik op een erf in Zoeterwoude waar ik melk, een paar eieren en een klein stukje kaas koop. Uit de kaas neem ik wat flinke happen en thuis bak ik een ei. Plots is er rust in mijn hoofd. Die stem in je achterhoofd die continu, non-stop tot irritatie toe om eten schreeuwt, houdt eindelijk zijn bek. Uren zit ik gewoon op de bank, het voelt fijn.

Zondag

Ik probeer zo lang mogelijk te slapen. Ik draai me nog eens om. s’ Middags eet ik weer een ei. Verrassend snel zit ik vol. Wat is het eerste dat ik weer eten zal? Ik haal aardappeltoefjes, cruesli, muffins en chocolade. Maar mijn eerste maal wordt wittebrood met margarine. De honger is enorm. De boodschappen zijn gedaan, ze zitten in die tas daar en je hebt honger: waar wachten we op? Ik ben oprecht gespannen en zenuwachtig. Alsof ik straks jarig ben. Om de minuut check ik hoe laat het is. De laatste minuten zijn slopend. Met mijn boterham in de hand wacht ik tot het 0:00 is. De klok verspringt, ik neem mijn hap. Brood met boter, het is als taart. Kan je nagaan hoe de rest smaakte. Ik ben bevrijd, en het smaakt goddelijk.

Eindgewicht: 88 kilo

Is dit gezond?

‘Honger betekent stress voor je lichaam’, vertelt prof. dr. Hanno Pijl, endocrinoloog van het Leids Universitair Medisch Centrum. ‘Maar een week honger is niet slecht voor je, gunstig zelfs. Het klinkt misschien contra-intuïtief, maar er gebeuren interessante dingen in je lichaam als je vast. De cellen gaan in een verdedigingsmodus voor toxines, straling en beschadigingen. Bij herhaaldelijk periodes van honger heb je minder kans op kanker, diabetes en hart- en vaatziekten.

‘Als je in plaats van suikers je vet verbrandt, komen daar zuren bij vrij die een effect hebben op je hongersensatie. Hongerstakers hebben dus lang niet altijd honger.’ Een mens kan veertig dagen zonder eten, maar langer dan een week vasten is niet gezond meer. In de Hongerwinter hadden honderdduizenden mensen maandenlang honger. En dan nog stress, kou, angst, vult Pijl aan. ‘Voor de ultieme hongerwinterervaring zou je veel tussen zieke mensen moeten lopen, om af en toe een infectieziekte op te vangen.’

De sporen van de Hongerwinter zie je tientallen jaren later nog terug: zie 'Achtervolgd door de honger'