Achtergrond
Mamma, wees niet bezorgd
‘Rome is een leuke plek’, schreven Egyptenaren die er in de Oudheid dienden. Met hun brieven kan papyroloog Arthur Verhoogt hele families reconstrueren.
Marleen van Wesel
woensdag 1 april 2015
Een brief van Egyptische soldaten. ‘Het voorlezen was een openbare aangelegenheid.’ © Brief: University of Michigan

‘Het zijn een soort tweets uit de Oudheid. Even laten weten dat je nog leeft, en meteen ook de groeten aan je tante’, vertelt Arthur Verhoogt over de brieven die Egyptische soldaten uit het Romeinse leger naar huis stuurden.

Verhoogt is hoogleraar Papyrologie en Grieks aan de Universiteit van Michigan en houdt dinsdag de jaarlijkse Papyrologielezing van de Universiteit Leiden en het Rijksmuseum van Oudheden. Ook is hij als affiliated researcher verbonden aan het Leids Papyrologisch Instituut en werkt hij dit collegejaar als fellow-in-residence bij het NIAS in Wassenaar.

De brieven die hij onderzoekt, werden tussen 1924 en 1935 ontdekt bij opgravingen door de Universiteit van Michigan, bij de plaats Karanis. ‘Door het droge Egyptische zand zijn ze overgeleverd. Je denkt misschien zulke brieven te vinden op de plaats van soldatenhuizen, maar ze zijn gevonden op de afvalhoop uit de Oudheid: tussen bouwmaterialen, gebroken glas, stukken hout en linnen.’

Een aantal daarvan is in de jaren vijftig al bestudeerd en uitgegeven. Verhoogts eigen onderzoek gaat verder: hij reconstrueert hele families. ‘Er zijn bijvoorbeeld zo’n veertig brieven bewaard uit een notabelenfamilie, vooral tussen de vader en zijn zoon die in het leger ging. Dat was best een streberig mannetje. Trots schreef hij naar huis dat hij weer een hogere rang bekleedde.’

Egypte was destijds ingelijfd bij het Romeinse Rijk en in het leger konden ook Egyptische jongens carrière maken. ‘Daar was het Romeinse leger professioneel genoeg voor. Een goede soldaat, ook uit Egypte, kon het schoppen tot centurion. In de eerste twee eeuwen waren er overigens geen langdurige oorlogen gaande. Veel brievenschrijvers halen gewoon hun pensioen.’ Wel blijkt dat het leger wat minder gestroomlijnd georganiseerd was dan in de geschiedenisboeken staat. ‘De soldaat uit die notabelenfamilie schrijft dat je niet veel geregeld krijgt zonder de juiste connecties, en dat een beetje geld ook altijd helpt.’

Wat ook niet uit de geschiedenisboeken blijkt, is het belang van familie. ‘Wie bij het Romeinse leger ging, mocht niet trouwen. Uit de brieven blijkt dat er vaak toch wel vrouwen en kinderen waren.’ De onverschrokken Romeinse militairen waren dus eigenlijk ook familiemannen. ‘Een andere soldaat, uit de Alexandrijnse vloot, schreef zijn brieven tijdens zijn verlof echt niet vanuit de haven. Hij ging naar z’n moeder.’

Niet alleen van de elite bleven brieven bewaard. ‘Er zijn er ook van een ongeletterde soldaat uit de Romeinse vloot. Aan de verschillende handschriften is te zien dat hij mensen inschakelde om naar huis te schrijven. Zijn moeder in Karanis zal de belastingman gevraagd hebben om de brief voor te lezen. Dat was een openbare aangelegenheid: het hele erf stroomde vol.’

Waar de notabelenzoon boos werd als hij geen antwoord kreeg of vroeg om benodigdheden, hield de ongeletterde soldaat het beknopter. Zijn brieven gingen immers door meerdere handen. ‘En hij hoefde geen dingen te vragen, want zijn familie kon toch niets leveren. “Mama, ik ben goed aangekomen, wees niet bezorgd. Rome is een leuke plek”, dat was het wel.’

Karanis staat erom bekend, maar ook in de rest van Egypte zijn schrijfsels opgedoken. ‘De afgelopen decennia zijn er in de Oostelijke Woestijn veel beschreven potscherven gevonden. Soldaten zaten daar in forten om de steengroeves te beschermen tegen bendes. Op scherven is wat minder schrijfruimte, en vaak ging het tussen soldaten onderling. Zij hielden het dus helemaal kort: “Stuur vis en groenten.”’