Wetenschap
De rijke erfenis van de kleine keizer
Napoleon legde de bodem voor het Nederlandse koninkrijk. Toch was er ook tegenstand, ontdekte een letterkundig historica. ‘Juist in huiselijkste gedichtjes klonk het felste verzet.’
Marleen van Wesel
woensdag 25 maart 2015

‘Dat één man de loop der dingen zo heeft bepaald, is onvoorstelbaar’, verklaart historisch letterkundige Lotte Jensen haar fascinatie, én die van vele anderen, voor Napoleon Bonaparte. ‘Hij wilde heel Europa onderwerpen en daar kwam hij een heel eind mee. De schaal waarop hij oorlog voerde, spreekt tot de verbeelding: het idee om met zo’n enorm leger richting Rusland te trekken.’

Dit jaar is het 200 jaar geleden dat Napoleon verslagen werd bij Waterloo. Leidschrift, het blad voor Leidse historici, organiseert daarom op 1 april het symposium De erfenis van Napoleon in Europa.

Jensen, universitair hoofddocent aan de Radboud Universiteit, neemt daarbij Napoleons invloed op Nederland voor haar rekening. ‘Je denkt al snel aan zijn juridische erfenis: de Code Napoléon, en een sterk gecentraliseerd bestuur.’ Of aan vingerhoedjes, duimen en andere maten die per stad verschilden, en die onder Napoleon plaatsmaakten voor liters, kilogrammen en meters. Niet zo’n slecht idee: een rekenfout tussen verschillende stelsels zou een van de oorzaken zijn van het hardnekkige beeld van de kleine keizer. Zijn lengte, 1,67 meter, was destijds juist gemiddeld. Een fors uitgebreid Europees wegennet, waarop we bijna allemaal rechts zouden rijden, hebben we ook aan hem te danken, evenals de Burgerlijke Stand, waar voortaan geboortes, overlijdens, huwelijken en de spelling van achternamen werden vastgelegd.

‘Maar Napoleon heeft ook een immateriële erfenis nagelaten: de Nederlandse identiteit’, vertelt Jensen. Onder Napoleon werd daarvoor de bodem gelegd, al valt dat niet direct uit de schoolboeken af te leiden. ‘Gelet op de staatswisselingen lijkt er weinig verzet te zijn geweest tegen de Franse overheersing. Maar de hoogste ambtenaren werkten evengoed gemakkelijk mee toen Willem I de macht overnam.’ Protest was er echter wel degelijk. ‘De historicus Johan Joor haalde al een hoop opstootjes en relletjes uit de archieven. Bijvoorbeeld tegen belastingmaatregelen die Napoleon afkondigde, of tegen het besluit om weeskinderen het leger in te sturen.’

Dat er echt een gevoel van verzet was, blijkt nog wel het meest uit de verzetsliteratuur, waar Jensen indook voor haar boek Verzet tegen Napoleon (2013). Je moet wel even door een enorm zoetsappig laagje van bruiloften en eerste stapjes en tandjes heen lezen. ‘Juist in die huiselijkste gedichtjes klonk het felste verzet. Bijvoorbeeld over een pasgeboren jongetje, waarbij de dichter treurt over zijn latere lot: vechten voor Napoleon. Of over een huwelijksjubileum, waarin donkere wolken boven het land hangen.’

Intussen werden er heus ook opruiende schotschriften en pamfletten opgehangen, die opriepen tot gewapend verzet. De opstanden die daaruit voortkwamen, waren vrij lokaal. ‘Het duurde tot Napoleons nederlaag bij Leipzig voor het verzet hier echt durfde door te zetten. Maar wat wél nationaal ging, was het gevoel van Nederlanderschap dat uit de verzetsliteratuur klinkt. Een van de meest nationalistische verzen uit de Nederlandse literatuur komt uit die tijd: De Hollandsche Natie van Jan Frederik Helmers. Alle zeehelden en ontdekkingsreizigers zitten erin, en ook de titel was een statement. Nederland was toen juist ingelijfd bij Frankrijk.’

Eind 1813 werd Willem I met een boerenkar van een schip bij Scheveningen het strand op gereden. Van zijn nieuwe Koninkrijk der Nederlanden was niet veel meer over dan de modder die uit de Franse rivieren vloeide, volgens critici. ‘Economisch en sociaal-maatschappelijk was Nederland volledig uitgehold. De Fransen hadden de staatskas leeggeplukt’, bevestigt Jensen. ‘Maar tegelijkertijd lieten ze een solide basis achter voor de Nederlandse monarchie. Het koningschap van Lodewijk Napoleon diende als voorbeeld voor Willem I, en ook uit de nieuwe Grondwet van 1814 bleek Napoleons erfenis. De scheiding van kerk en staat, en de nationale volksvertegenwoordiging komen bijvoorbeeld voort uit de wetten die de Fransen invoerden.’

Over Napoleon is nadien nog ontzettend veel geschreven, maar tot echte afrekeningsliteratuur voelden de Nederlandse schrijvers zich niet zo geroepen. ‘In Engeland waren grote schrijvers als Walter Scott en Lord Byron wel intensief bezig met het recente oorlogsverleden. In Nederland is er nog niet echt onderzoek naar gedaan, maar ik kom zo snel alleen op geschiedkundige werken die wat orangistisch ingekleurd zijn. Want dát zette de hele negentiende eeuw door: de verheerlijking van het verleden, met ook de opkomst van de historische roman, en dat nationale gevoel. Bij het aantreden van Willem I verscheen al een aantal jubelgeschriften. Nadat Napoleon anderhalf jaar later definitief verslagen werd, kwam er een enorm orangisme op. Niet dat er tegen koning Willem I geen verzet was, maar men was eensgezind over de behoefte aan rust en stabiliteit.’

Lipsiusgebouw, Wo 1 april, 13:00 - 17

Toegang gratis

Hoe Napoleon zijn Waterloo vond

‘Het hoofd in de handen, zachtjes snikkend’, zo beschreef Martin Bril een man in soldatenplunje in een hoekje van een herberg in Zuid-Frankrijk, eind april 1814, in De kleine keizer (Prometheus, 2008). Het was Napoleon Bonaparte, op weg naar de haven van Saint-Tropez. Daar lag een schip klaar om de verbannen Franse keizer naar het eiland Elba te brengen.

Twee jaar eerder zag zijn leven, én heel Europa, er nog heel anders uit. Na een staatsgreep kroonde de geboren Corsicaan zichzelf in 1804 tot keizer van Frankrijk. In de jaren erna breidde hij zijn invloed uit. Zo zette hij zijn broer Lodewijk Napoleon op de troon van het Koninkrijk Holland.

Rond 1812, op Napoleons hoogtepunt, was Nederland al enige jaren ingelijfd bij het Franse keizerrijk, evenals flinke delen van Duitsland en Italië. De rest van Europa viel grotendeels als vazalstaat onder zijn macht, of was op z’n minst een bondgenoot. Zo ook Rusland. Althans: tot tsaar Alexander I de handelsbetrekkingen met het vijandelijke Groot-Brittannië besloot te herstellen.

Napoleon stapte op zijn paard Marengo, en trok met zijn Grande Armée van 700.000 militairen - waaronder 25.000 uit Nederland - in juni 1812 naar Moskou. In september arriveerde hij met een uitgeput en gehalveerd leger. De rest was geveld door honger, kou, ziektes en gevechten. Het Russische leger had zich regelmatig teruggetrokken, maar niet zonder voedselvoorraden te vernietigen en waterputten te vergiftigen. Ook Moskou was grotendeels verlaten en stond in brand. En toen moesten ze nog terug. Dat overleefden slechts 20.000 manschappen.

Een jaar later wordt Napoleon verbannen naar Elba. Na tien maanden op het eiland ontsnapt hij. Onderweg naar Parijs liepen de troepen die hem eigenlijk moesten tegenhouden massaal over. Ook hooggeplaatste militairen, zoals de maarschalken Ney en Grouchy. Oostenrijk, Pruisen, Rusland en Groot-Brittannië mobiliseerden 900.000 militairen om zijn opmars te stoppen.

Napoleons laatste echte overwinning was tegen de Pruisen bij Ligny. Ney stuitte intussen met de andere helft van het Franse leger bij Quatre Bras op de Brits-Nederlandse troepen. Onder hen was de latere koning Willem II. De prins zou volgens de overleveringen op een feest in Brussel in zijn balkostuum op zijn paard zijn gesprongen.

Twee dagen, op 18 juni 1815, troffen de legers elkaar, voor wat de geschiedenisboeken in zou gaan als de Slag bij Waterloo. Aan beide zijden waren er talloze mannen en paarden, gesneuveld toen Ney halverwege de middag op eigen houtje de strijd wilde beslissen. Zonder overleg dreef hij zijn troepen vooruit, ploeterend door het drassige terrein.

‘Met open mond zagen de Engelsen de Fransen komen. Wat een prachtige paarden, wat een schitterende uniformen, wat een elan. En wat een domme actie!’ aldus Bril.

Grouchy dacht intussen, op bevel van Napoleon, enkele tientallen kilometers verderop de Pruisen te achtervolgen. Die doken echter weer op, op het slagveld, wat Napoleon flink wat mannen kostte die anders Ney nog hadden kunnen steunen. Geteisterd door aambeien, een blaasontsteking en galstenen, stuurde Napoleon zijn troepen nog één keer richting de Britse linies, maar daar deinsden de Fransen terug.

Napoleon droop af naar Parijs en vroeg politiek asiel aan in Engeland. De Britten brachten hem echter naar het eiland Sint-Helena, waar hij zijn laatste levensjaren sleet.