Studentenleven
'We heffen onszelf op'
woensdag 10 december 2014
© Marc de Haan

Emma Binnendijk (22, alumna algemene wereldgodsdiensten, nu master aan UvA): ‘Wij noemen onszelf: het dispuut met de lange naam. Of: FFF.’

Sophie Looijestijn (31, alumna godgeleerdheid): ‘En we zetten er een punt achter. De universiteit heeft namelijk de opleiding godgeleerdheid opgeheven.’

Roos Mulder (24, alumna wereldgodsdiensten, nu katholieke theologie aan de Universiteit van Tilburg): ‘FFF is voortgekomen uit allerlei theologiedisputen die in de loop van de vorige eeuw fuseerden, telkens wanneer er even wat minder studenten waren. Zo werd de naam steeds langer.’

Looijestijn: ‘Het begon ooit, 140 jaar geleden, om te oefenen in het houden van preken. FFF was altijd vooruitstrevend. De ene tak liet in de jaren zeventig voor het eerst vrouwen toe, de ander in de jaren zestig de eerste katholiek, en later natuurlijk islamitische theologen.’

Mulder: ‘In 1918 was er al een los vrouwendispuut opgericht, maar dat is ook gefuseerd.’

Iedereen: ‘KWAAK!’

Looijestijn: ‘Toen ik kwam studeren, waren er nog vijf theologische disputen. We weten niet hoe het daar nu mee is.’

Eveline van Rijn (22, derdejaars islamstudies): ‘Ik heb gehoord dat er een is opgeheven. Een andere richt zich meer op alumni, dus die kan wel doorgaan.’

Binnendijk: ‘Nóg een andere wacht met het opheffen tot het volgende lustrum. Net als wij dus.’

Martine Moerman (25, alumna algemene wereldgodsdiensten, nu docentenopleiding levensbeschouwing): ‘We hebben nog een nieuwe fusie voorgesteld, maar dat wilden die anderen niet.’

Iedereen: ‘KWAAK!’

Moerman: ‘Dus gaan we eruit met een knalfuif. Ook om ons zoveeljarig bestaan te vieren, maar de vijfde in onze top vijf van redenen om zo te stoppen, is dat we onszelf nog één keer aan de universiteit willen laten zien. Er gaat namelijk een enorme traditie verloren.’

Looijestijn: ‘Eerst vergaderen, zoals we gewend zijn. Daarna een symposium én we hebben een afscheidsritueel bedacht met Het Canard.’

Mulder: ‘Ons dispuut heeft namelijk een soort beschermheilige.’

Van Rijn: ‘Meer een symbool.’

Mulder: ‘Het Canard. Het, want zij is mannelijk.’

Looijestijn: ‘De eend dus. We hebben veel badeendjes en in de vijver van de hortus botanicus staat een beeld van onze eend. Dat is in de jaren vijftig of zestig geplaatst door Collegium Theologicum. Hoe heetten we toen ook weer?’

Iedereen: ‘KWAAK!’

Looijenstijn: ‘Het was eerst een ding van papier maché. De universiteit heeft hem ooit in brons gegoten en nu staat er een fucking mooie eend in die vijver.’

Van Rijn: ‘Onder de vleugels van Het Canard zijn we allen eender.’

Looijestijn: ‘We zijn allemaal eendjes. En we blijven elkaar wel zien. Daarvoor hebben we het Gezelschap der Nimmer Opgevenden opgericht.’

Anita Den Otter (25, master religious studies): ‘Oh?’

Looijestijn: ‘Ja, ik had nog niet gezegd dat ik het zo genoemd had. Met elkaar, met alle grijze pluisjes die ooit lid werden van FFF blijven we op onze dies samenkomen om te borrelen. Zo ziet het leven na de dood eruit.’

Mulder: ‘Bij ons afscheidssymposium overhandigen we ons archief aan universiteitshistoricus Willem Otterspeer. We hopen dat er ooit weer studenten in kijken. Misschien kan FFF dan op miraculeuze wijze voortbestaan.’

Door Marleen van Wesel