Wetenschap
Schelp - Homorechten - Hartcellen
woensdag 10 december 2014

Eind negentiende eeuw trok de Nederlandse antropoloog Eugène Dubois naar Indonesië om daar de missing link tussen mens en aap te vinden. Het lukte, soort van: hij liet gevangenen jarenlang graven, en keerde terug naar Nederland met een schedelkapje van zijn ‘Javamens’. Die noemen we tegenwoordig Homo erectus, en tot de T-rex aankomt is dat kapje het absolute topstuk van Naturalis. Tenminste, dat was het, tot vorige week.

In de enorme hoeveelheid schelpen en botten die Dubois meenam, bleek namelijk nóg een schat te zitten die ons meer vertelt over onze voorouders. Eén zoetwatermossel, minstens 400.000 jaar oud, bevat een kerfpatroon. Dat patroon is te oud en verweerd om door iemand van Dubois z’n graafploeg te zijn aangebracht, dus het zou kunnen dat het net zo oud is als die mossel zelf. Als dat echt zo is, kijken we dus wellicht naar een soort proto-kunst die ouder is dan onze mensensoort. De oudste andere graveringen zijn minstens 300.000 jaar jonger dan dit. De Leidse archeologen José Joordens en Wil Roebroeks beschreven de vondst in de Nature van vorige week. De schelp zelf is tot het einde van de kerstvakantie te zien in Naturalis.

Homorechten

Homohaat is iets voor armoedzaaiers, lijkt het. In elk geval is er een verband tussen homo-emancipatie en de economie. Onderzoekers van de University of California en de Leidse homorechtenprof Kees Waalwijk brachten deze week een rapport uit dat de rechten van andersgeaarden in 39 landen koppelt aan de economie ter plekke. Met een lijstje van acht rechten – variërend van ‘homoseks is hier niet strafbaar’ tot ‘homo’s mogen trouwen’ in de hand, lijkt het erop dat elk extra homorecht $1.400,- bijdraagt aan het BNP per persoon in dat land.

Waar dat verband vandaan komt, is niet helemaal duidelijk. Aan de ene kant lijkt het logisch dat je je als land economisch in de vingers snijdt als je vijf procent van je bevolking uitsluit en vijf procent van je potentiële toeristen wegjaagt. Aan de andere kant zou het ook kunnen dat toegenomen welvaart resulteert in meer homorechten. Vermoedelijk spelen allebei de verklaringen een rol, denken Waaldijk en co.

Hartcellen

Patiënten met het Jervell-Lange-Nielsen-syndroom hebben een erfelijke fout in hun hart, waardoor de hartspier langer moet opladen na elke klop. Dat leidt tot hartritmestoornissen, en dat kan dan weer leiden tot flauwvallen en zelfs doodgaan.

In PNAS Plus, de louter online verschijnende tak van de Proceedings of the National Academy of Sciences, beschrijft een internationaal team met LUMC’ers Christine Mummery en Milena Bellin erin hoe ze kloppende JLNS-hartcellen hebben gemaakt. Ze namen gewone huidcellen van patiënten, en toverden die met wat biochemische trucs om in stamcellen, en die vervolgens weer in hartcellen. Ook die kweekcellen konden niet goed kloppen, stelden ze vast.

Heb je eenmaal zo’n cellijn, dan verschaft die meer inzicht in wat er nou precies misgaat met het kloppen. Je zou er ook medicijnen op kunnen uittesten, wat een stuk makkelijker, goedkoper en ethischer is dan met echte patiënten. Ook dat hebben Mummery en co geprobeerd: het goede nieuws is dat je inderdaad zo’n test kan doen, en dat het medicijn ook echt hartritmestoornissen in de cellijn verhielp. Het slechte nieuws is dat het geteste medicijn te hoge doseringen vereist om echt bruikbaar te zijn.