Studentenleven
Frutti di Mare: 'Knijp mijn keel dicht. Zo hard mogelijk'
Petra Meijer
woensdag 10 december 2014
‘Slaan met zo’n houten zwaard is een soort meditatie’ © Taco van der Eb

‘Als je oorbellen van het formaat juslepel in hebt, dan is dit het moment om ze uit te doen’, zegt vechtsportdocent Max Sluiman. Dinsdag gaan de leden van studievereniging psychologie Labyrint onder zijn leiding op zoek naar de samoerai in zichzelf. ‘Ik heb zelf ooit psychologie gestudeerd, en gaf trainingen in agressieregulatie aan jeugddelinquenten. Ik ontdekte dat de krijgskunst deze jongeren heel goed kon helpen.’

Om warm te worden moeten de studenten op blote voeten wat rondjes rennen, terwijl ze met Sluiman meetellen in het Japans. ‘Blaf het eruit!’ roept hij. Ze schudden hun heupen los en strekken hun blote voeten. ‘Als je meer met je voeten doet, dan worden het een soort handen. Je kunt er dingen mee oppakken. Of er iemand mee tegen de schedel schoppen.’ Tot slot moeten de studenten in de plank-houding gaan staan. ‘Ik voel me net een zeehond op het droge’, roept iemand aan de andere kant van de zaal. ‘Oink, oink’, roept een ander.

Dan worden de zwaarden uitgedeeld. ‘Voorzichtig, ze zijn van hout, maar je kunt er nog steeds iemand mee doodslaan.’ Ter illustratie maakt Sluiman wat flitsende bewegingen. ‘De beamer!’ piept een van de bestuursleden ongerust, als het zwaard rakelings langs het apparaat zoeft.

‘Eigenlijk moet je duizend van dit soort slagen per dag maken. Het is een soort meditatie, het houdt je scherp.’ Naomi Linder (20, psychologie) mag naar voren komen om Sluiman aan te vallen, maar nog voor ze haar zwaard bewogen heeft glijdt het zijne al langs haar nek. En als Jara Kunst (20) haar zwaard heft, stoot Sluiman een keiharde Japanse kreet uit, waar ze zo erg van schrikt dat haar aanval niets meer waard is.

Vervolgens leren de studenten hoe ze op een kalme manier het bloed van hun zwaard kunnen vegen, en ze oefenen de aanval op elkaar. De meesten durven niet zo hard te schreeuwen, maar als Sander Sandkuyl (geneeskunde) zijn vijand Robert Weijerman (20, rechten) benadert, schreeuwt deze keihard: ‘Haa-Oen-Daj!’ Zijn tegenstander schiet meteen in de lach. Ze proberen het nog een keer. ‘Hat-su!’, schalt het door de zaal. ‘Het klinkt best Japans toch?’ verklaart hij. ‘Ik dacht aan Hyundai en aan hatsjoe,’

Niet alleen met de stem, maar ook met de ademhaling kun je volgens Sluiman veel bereiken. Tot slot nodigt hij Weijerman uit om hem te wurgen. ‘Zet je handen maar op mijn keel en knijp zo hard als je kunt. Als ik het echt niet meer trek, dan klop ik wel zachtjes op je schouder.’ Weijerman kijkt even vertwijfeld om zich heen, maar gaat er dan ook echt voor. Met zijn handen omsluit hij de keel van Sluiman, die daar lijkt weinig last van lijkt te hebben. Ook Sandkuyl wordt er bij geroepen, en de jongens zetten tegelijk hun handen op zijn nek. Langzaam loopt de docent paars aan. De meiden slaken kleine gilletjes, maar dan bevrijdt Sluiman zichzelf. ‘Ik wist niet dat iemand wurgen zo moeilijk was’, zegt Weijerman. ‘Dit kan weer van mijn bucketlist.’