Achtergrond
Pal achter de onafhankelijkheid
Historicus Peter Meel schreef een politieke biografie over Henck Arron, de oud-premier die Suriname naar de onafhankelijkheid leidde en twee keer aan de kant werd gezet door Desi Bouterse. ‘Hij werd voor een vuurpeloton gezet, waarna een schijnexecutie volgde.’
woensdag 3 december 2014
© Croes, R.C

‘Waarom is dit een belangrijke dag?’ vroeg Henck Arron kort na middernacht, op 4 december 2000. De Surinaamse oud-premier had die middag in Amsterdam gedebatteerd met Jan Pronk en Jagernath Lachmon. Pronk was Nederlands minister van Ontwikkelingssamenwerking toen Arron in 1975 de onafhankelijkheid wist te realiseren. Oppositieleider Lachnon had hier liever mee gewacht. Lachmon was al naar zijn hotelkamer. Met sympathisanten van diens partij zat Arron nog aan de bar.

‘Vandaag’, leerde hij hen, ‘is het vijfentwintig jaar geleden dat Suriname toetrad tot de Verenigde Naties.’ Bovendien was het de verjaardag van zijn vrouw. De volgende avond, nog altijd 4 december, overleed hij bij zijn broer in Alphen aan den Rijn aan een hartstilstand.

Deze week verscheen zijn politieke biografie Man van het moment, geschreven door Peter Meel, onderzoeksdirecteur bij het Instituut Geschiedenis van de Universiteit Leiden. Per post stuurde hij Arron in 2000 een voorlopige opzet.

‘Politici in Suriname beschikten zeker toen niet over internet. Arron was snel akkoord.’ Meel vertrok in november naar Suriname, waar hij gedurende veertien dagen haast dagelijks bij Arron thuis kwam.

‘Van negen tot vijf spraken we over politiek, politiek, politiek. Het waren intensieve, maar vruchtbare sessies. We hadden een klik. En hij was lang genoeg uit de politiek om te willen reflecteren op zijn leven.’

Achteraf gezien kwam Meel net op tijd. Arrons weduwe hielp hem verder, door de bibliotheek en het archief van haar man open te stellen.

‘Omdat ik al met hem begonnen was, zei ze: laten wij het dan voortzetten.’ Het resultaat liet veertien jaar op zich wachten, omdat intussen nog andere archieven moesten worden ontsloten. ‘Ze ziet het als een daad van gerechtigheid dat Arron nu een boek heeft, zodat men hem beter kan leren kennen, ook al is ze het niet met alle observaties en conclusies eens.’

Zo weigerde Arron in 1976 zijn belofte van vervroegde verkiezingen na te komen, die hij voor de afhankelijkheid aan Lachmon had gedaan. ‘Volgens Arron zou dat zo kort na de onafhankelijkheid tot sociale onrust leiden. De oppositie vatte dat op als een klap in het gezicht. Ik ben van mening dat hij die belofte had moeten nakomen.’ Meel ondervroeg Arron lang over de kwestie. ‘Maar hij bleef erbij.’

Arrons pogingen om onrust te voorkomen werkten averechts. ‘Tot 1980 deed de oppositie er alles aan om hem te wippen. Hij werd opnieuw premier bij de uiteindelijke verkiezingen, maar de parlementaire verhoudingen raakten gepolariseerd. En toen kwamen de onderofficieren, die meenden een vakbond op te moeten richten. Arron schoof zijn beslissing daarover voor zich uit. Toen de onderofficieren hun vertrouwen in de legerleiding en de regering opzegden, besloot Arron in te grijpen. Hij liet drie vakbondsleiders arresteren en berechten. De dag voor de uitspraak vond echter de bekende Sergeantencoup plaats, waarbij Bouterse de macht greep.’

Ook hier kan Meel zich niet in Arrons handelswijze vinden. ‘Hij had meer kunnen doen. Maar hij vreesde dat zo’n vakbond zich tegen hem zou keren, en er speelden veiligheidsaspecten: als land wil je niet dat het leger naar het stakingswapen grijpt. Tegelijkertijd schrok hij terug voor ferm ingrijpen, omdat de vakcentrales sympathiseerden met de onderofficieren. Maar niemand had er rekening mee gehouden dat de militairen de macht zouden overnemen.’

Toen dat toch gebeurde, belandde Arron in de gevangenis. Met Meel sprak hij voor het eerst openlijk over die periode.

‘Als hartpatiënt werd hij enerzijds ontzien, want zijn dood zou hem een martelarenstatus kunnen opleveren. Aan de andere kant werd hij geïntimideerd en bedreigd. Hij werd voor een vuurpeloton gezet, waarna een schijnexecutie volgde.’

Meel bezocht in Suriname de cel waar Arron zat opgesloten. ‘Hij werd met andere politici apart gehouden van de rest van de gedetineerden. Men wilde hem brandmerken als degene die het land naar de bliksem had geholpen.’

Na een moeizaam proces van herdemocratisering werd Arron in 1988 vicepresident. Hij was milder en voorzichtiger geworden, volgens Meel.

‘Voorheen was hij, zoals ik het noem: gepassioneerd. Anderen zeggen: hard en van zijn eigen gelijk overtuigd. Maar in gevangenschap had hij de grimmige kanten van een militair regime leren kennen. En hij was zich ervan bewust dat de militairen vanuit de coulissen nog meeregeerden. Als vicepresident probeerde hij als verzoener op te treden.’

De situatie hield stand tot kerstavond 1990. ‘Tijdens de zogenoemde Kerstcoup sloeg Bouterse wéér toe, en weer moest Arron aftreden.’ In 1993 droeg hij het partijvoorzitterschap over aan Venetiaan. ‘Het was mooi geweest, tijd om te vissen en in de tuin te werken. Maar hij kwam moeilijk los van de politiek. Venetiaan legde dat uit als bemoeizucht.’ In 1997 kwam het tot een clash tussen de twee, toen Arron iemand als ondervoorzitter naar voren schoof, van wie Venetiaan niets moest weten.

‘Bij bestuursverkiezingen werd Arron op het partijterrein bijna als een paria behandeld. Daarop ontstond een enorme verwijdering.’

Pas in de zomer van 2000 volgde een verzoening. Arron ontving een onderscheiding en werd benoemd tot lid van een staatscommissie. ‘Toen ik in november bij hem in de woonkamer zat, werd hij daarover veelvuldig gebeld. Hij leek goed in zijn vel te zitten. Hij kon weer iets betekenen voor de samenleving en de partij.’

De uitnodiging om met Lachmon in december naar Nederland te komen voor een debat over de onafhankelijkheid, nam hij na enig aandringen aan. ‘Hij was een trotse man, die nog altijd pal achter de onafhankelijkheid stond. Als men wilde dat hij zijn zaak nog eens kwam verdedigen, was hij daartoe bereid.’

Lachmon, die veel ouder was en een broze gezondheid had, twijfelde meer. ‘Ze hadden inmiddels een hechte band en Arron moest Lachmon aan de telefoon echt overhalen om mee te gaan. Uiteindelijk was het Lachmon die Arrons kist terug naar Suriname moest begeleiden.’

Peter Meel

Prometheus Bert Bakker, 745 pgs. €49,95

Suriname na de onafhankelijkheid

Henck Arron (1936 – 2000) leidde Suriname in 1975 als premier naar de onafhankelijkheid. Arron, van de Nationale Partij Suriname (NPS), had te maken met een forse oppositie, onder leiding van Jagernath Lachmon van de Vooruitstrevende Hervormings Partij (VHP). ‘Het was een felle strijd, maar wel een van woorden en geen raciale oorlog, zoals sommigen vreesden’, zegt biograaf Peter Meel.

Tijdens zijn tweede termijn als premier, in 1980, pleegden zestien onderofficieren, onder wie Desi Bouterse, de Sergeantencoup. Arron werd gevangengezet en Suriname bleef tot 1988 een dictatuur. In 1982 werden onder het militaire bewind de bekende Decembermoorden gepleegd.

Arron werkte na zijn vrijlating enige tijd bij de Volkskredietbank, evenals vóór zijn politieke loopbaan. Het was Lachmon die hem terughaalde naar de politiek. Meel: ‘Bouterse had Lachmon gevraagd om te onderhandelen. Bouterse zat weliswaar stevig in het zadel, maar genoot weinig steun onder de bevolking. Lachmon wilde Arron erbij betrekken, omdat hij ook een belangrijk deel van de bevolking vertegenwoordigde.’

Na een proces van herdemocratisering werd een nieuwe grondwet via een referendum goedgekeurd. Arron werd in 1988 vicepresident, na de eerste vrije verkiezingen in tien jaar.

Op kerstavond 1990 pleegde het leger de zogenaamde Kerstcoup. Bij de verkiezingen van 1991 werd Ronald Venetiaan van de NPS president. Arron besloot te stoppen als politicus. ‘Hij wordt vaak gezien als machtspoliticus, maar hij was ook een idealist. De onafhankelijkheid zag hij als een begin, niet als een eindpunt, maar het vervolg is niet geworden wat hij ervan had gehoopt. In redevoeringen vroeg hij hier volop aandacht voor, maar hij kreeg de bevolking niet mee.’

Door Marleen van Wesel