Wetenschap
Houtje-touwtje-terroristen
Antiterrorismebeleid moet worden afgestemd op de aard van de dreiging, aldus promovendus Teun van Dongen. Maar welke maatregelen zijn wanneer effectief? ‘Je moet niet onderschatten hoe moeilijk het is om een aanslag te plegen.’
woensdag 19 november 2014
Op 10 november 2004, acht dagen na de moord op Theo van Gogh, werden in het Haagse Laakkwartier twee leden van de Hofstadgroep opgepakt. © Rien Zilvold/Hollandse Hoogte

Terrorisme is van alle tijden’, zegt Teun van Dongen. ‘Waar macht is, is verzet. Overheden geven veel geld uit aan onderzoek naar antiterrorismemaatregelen, maar of die ook effectief zijn, wordt nauwelijks onderzocht.’

Voor zijn promotieonderzoek vergeleek Van Dongen de 0bestrijding van drie soorten terroristische organisaties: de revolutionaire groepen RAF en Weather Underground, die in Duitsland en Amerika het kapitalisme omver wilden werpen; de ETA en de IRA, die streden voor een onafhankelijk Baskenland en Noord-Ierland; en jihadistisch terrorisme in Groot-Brittannië en Nederland.

‘Het was interessant om me niet alleen in recente casussen te verdiepen. Over de IRA is ontzettend veel materiaal te vinden, waaruit het spel met de Britten duidelijk naar voren komt. De memoires van mensen die bij de IRA zaten, lezen echt als een thriller. En het spreekt tot de verbeelding dat sommige oud-leden nu in het parlement zitten. Voormalig leider Martin McGuinness heeft zelfs de hand van de koningin geschud.

‘Het intrigerende is het contrast tussen het hemel bestormende en het banale. Terroristen willen grootse dingen bereiken, maar zijn ondertussen vooral bezig met hele kleine zaken. Je moet altijd op je hoede zijn, auto’s en valse paspoorten regelen, er is geld nodig maar geen tijd om het te verdienen. En de onderlinge verhoudingen zijn ook niet zachtzinnig, want niemand wil als een verrader worden gezien. En dan is er nog de gewelddadigheid: het abnormale wordt normaal.’

De effectiviteit van antiterrorismemaatregelen is afhankelijk van de grootte, de mate van isolatie, en de ‘state of mind’ van de terroristengroep, aldus Van Dongen. ‘Bij een grote terroristische groep met sterke sociale banden kan je het beste gerichte repressie gebruiken en je poot stijf houden. De kans op escalatie is groter bij groepen met veel aanhang dan bij geïsoleerde groepen. Grote groepen kun je ontmoedigen, waardoor ze de strijd staken, maar kleine groepen kun je bij wijze van spreken zo opvegen.’

Hij benadrukt dat repressie wel gericht moet zijn. ‘Ter bestrijding van de IRA voerde de regering spertijden in en begon lukraak deuren in te trappen. Dan jaag je de bevolking tegen je in het harnas. Maar zowel bij de IRA als de ETA wist de lange adem van de overheid de wil van de terroristen te breken. Op een gegeven moment sloeg de twijfel toe: wat schieten we hier mee op? Als er dan een uitweg geboden wordt, grijpen sommige mensen die zeker aan. Daar zien we een parallel met de huidige Syrië-strijders. Er zullen er inmiddels best wat terug willen, maar die zijn bang om hier meteen gearresteerd te worden.’

Van Dongen denkt dat gerichte repressie altijd werkt, maar het is tegelijkertijd ook belangrijk om de grieven van de bevolking in de gaten te houden. ‘Wat ook meespeelde bij het einde van de ETA, was dat Baskenland een autonome status kreeg. De bevolking had toen weinig reden meer om de ETA te steunen. Iets vergelijkbaars zag je bij de Weather Underground. In eerste instantie ontving de groep, die tegen imperialisme was, steun van tegenstanders van de Vietnamoorlog. Maar toen de oorlog voorbij was, stond een totale afschaffing van het kapitalisme wel erg ver weg van de gewone burgers. Je moet dus vooral luisteren naar de grieven van de aanhang, en niet naar de extreme eisen van terroristen.’

Volgens Van Dongen bleven jihadistische groeperingen in Nederland dan ook klein omdat moslimgemeenschappen te ver af staan van het doel van de terroristische organisaties. ‘En ook hier werkte repressie goed. Er wordt vaak aangenomen dat gedecentraliseerde organisaties minder gevoelig zijn voor infiltratie, maar in Nederland en Engeland bleken inlichtingendiensten wel degelijk effectief. Er zijn veel aanslagen voorkomen.’

In het appartement van Samir A. werden bijvoorbeeld kaarten gevonden van de gebouwen van de AIVD en het ministerie van Defensie. Hij werd zelfs een keer gespot terwijl hij afstanden mat rond het hoofdgebouw van de AIVD in Leidschendam.

Van Dongen glimlacht. ‘Plannen waren er genoeg, maar hoe serieus je die moet nemen is nog maar de vraag. Het was allemaal nogal knullig. In Nederland zijn het houtje-touwtje-terroristen. De AIVD zegt: “Het is een zwerm, we krijgen er geen vat op”, maar dat betekent ook dat het nooit heel professioneel wordt. Je moet niet onderschatten hoe moeilijk het is om een aanslag te plegen. De aanslag op 9/11 werd jarenlang voorbereid. En ook binnen de IRA - een ontzettend professionele organisatie - zijn er in eerste instantie veel own goals gemaakt, eigen slachtoffers omdat explosieven te vroeg ontploften.’

Hoewel er in Nederland enkele aanslagen voorkomen zijn, valt het antiterrorisme-beleid volgens Van Dongen zeker te verbeteren. ‘Een paar jaar geleden hadden we het Actieplan Polarisatie en Radicalisering, waarbij de overheid de bevolking van radicaal gedachtengoed af probeerde te houden, tot en met buurtbarbecues aan toe. Het idee daarachter is dat er iets mis is met mensen die radicaliseren. Ze hebben geen baan, geen vrouw of nemen niet actief deel aan de maatschappij. Maar zo simpel ligt het niet.

‘Laatst riep CDA-leider Buma dat het verboden moet worden om onthoofdingsfilmpjes op internet te kijken. Dat soort uitspraken begrijp ik niet. Daar ligt een vooronderstelling aan ten grondslag over welke rol die filmpjes in een radicaliseringsproces spelen, die volgens mij op geen enkele empirische kennis berust. Namelijk: dat je die filmpjes gaat kijken en dan verder radicaliseert. Terwijl de filmpjes ook mensen zullen afschrikken. En misschien radicaliseren mensen wel eerst en gaan ze dan op zoek naar zulke filmpjes. Internet zou onze horizon gaan verbreden, maar in de praktijk zoeken mensen dingen op die al bij ze passen.’

Van proletarische revolutie tot 'Londonistan'

De Rote Armee Fraktion (RAF), ook wel bekend als de Baader-Meinhof-groep, en de Weather Underground waren twee links-radicale organisaties die in de jaren ’70 op hun actiefst waren. Ze hoopten dat aanslagen tegen symbolen van het kapitalisme tot een proletarische revolutie zou leiden. Beide groepen pleegden bomaanslagen, de RAF kaapte zelfs een vliegtuig.

De IRA streed decennia lang voor de onafhankelijkheid van zes Noord-Ierse provincies. Aan de organisatie zijn maar liefst 1822 doden toegeschreven, wat het de meest dodelijke terroristengroep uit Europa maakt. De ETA wilde Baskenland bevrijden van wat zij zagen als de Spaanse overheersing. In 1973 vermoorden ze de premier Luis Carrero Blanco met een autobom die zo krachtig was, dat de vermeende opvolger van president Franco met auto en al op een ander gebouw belandde. In 1980 maakte de ETA alleen al 118 slachtoffers, maar ook in latere jaren werden er aanslagen gepleegd op politici, gemeenteraadsleden, een ex-rechter, een militair gouverneur en vele burgers.

Het jihadistisch terrorisme in Nederland en Engeland was in tegenstelling tot de andere terroristische bewegingen vrij gedecentraliseerd. Er was geen duidelijk leidend centrum en de leden regelden hun eigen wapens, explosieven en financiering, wat in de praktijk vaak tot weinig professionele plannen leidde. Desalniettemin werd de Nederlands regisseur Theo van Gogh in 2004 door Hofstadgroepslid Mohammed B. vermoord, en leed Groot-Brittannië onder de terroristische aanslagen in Londen op 7 juli 2005. Een reeks ontploffingen in drie metro’s en een bus doodde 56 mensen. In beide landen wisten inlichtingendiensten de bewegingen redelijk te bestrijden. In Nederland werden leden van de Hofstadgroep en de cel rond Samir A. gearresteerd en er werden verschillende radicalen uitgezet. In Engeland werd hard opgetreden tegen ‘Londonistan’, de kern van de jihadistische beweging in het Verenigd Koninkrijk. 

Teun van Dongen

Door Petra Meijer