Wetenschap
Kort: Pillen - Melktandjes - Bijenvleugels
woensdag 5 november 2014

Pillen

De farmaceutische industrie doet heel hard haar best om ervoor te zorgen dat twee pillen precies evenveel geneesmiddel bevatten. De patiënten waar die pillen ingaan, kunnen echter sterk verschillen. Zo zijn sommige mensen bijvoorbeeld dikker dan anderen. Dat heeft gevolgen voor de dosis die ze nodig hebben, maar ook voor hoe hun lichaam omgaat met een medicijn.

In de Annual Review of Pharmacology and Toxicology staat een overzichtsartikel van farmacologen uit Leiden en Nieuwegein over die problematiek. Die blijkt lastig: bij het ene medicijn maakt overgewicht niets uit, en bij de andere blijkt de beschikbaarheid ervan voor het lichaam sterk te verschillen. Vooral voor medicijnen die via de mond worden ingenomen is er een tekort aan kennis, terwijl je juist daarbij verschillen zou verwachten. Ook de manier waarop dikke lichamen de medicijnen weer kwijtraken, kan per geneesmiddel verschillen. Dat proces begrijpen farmacologen echter een stuk beter: vaak valt op basis van het medicijn en de dikte van de patiënt aardig te voorspellen hoe snel dat proces verloopt.

Melktandjes

Sinds 2006 weten stamcelonderzoekers dat je met wat biochemisch kunst- en vliegwerk een gewone cel kunt ‘herprogrammeren’ tot een stamcel. Stamcellen kunnen uitgroeien tot allerlei verschillende soorten cellen, en in theorie zou het dus ooit mogelijk moeten zijn om met zulke hergeprogrammeerde cellen allerlei ziekten te behandelen. Medisch biologe Cheryl Dambrot promoveerde op een proefschrift over zulke stamcellen. Ze ontdekte onder meer dat er uit melktandjes cellen te winnen zijn die zich makkelijk laten resetten tot zulke zogeheten pluripotente stamcellen. Handig, want bij kinderen mag je niet zomaar biopten nemen van de wet. Voor wie de melktanden al wat langer kwijt is, is er goed nieuws: Het kan ook met huidcellen, zelfs als die twee weken lang in een buffer hebben gelegen, stelde Dambrot vast.

Bijenvleugels

Een artikel in PLOS One van onder meer Naturalis-bioloog Thibaut de Meulemeester beschrijft vier nieuwe bijensoorten. ‘Nieuw’ is hier een relatief begrip: een van de beschreven exemplaren is minstens 33,9 miljoen jaar oud.

Het is lastig om fossielen goed te beschrijven: biologen willen voor zo’n soortbeschrijving een idee hebben van waar de nieuwe soort in de evolutionaire stamboom past. Dat kan je vrij makkelijk bepalen als je DNA hebt, maar dat spul valt uit elkaar als het ouder wordt. Bij gebrek aan DNA ontwikkelden De Meulemeester en co een nieuwe aanpak, gebaseerd op de vleugelpatronen. In de vleugels van bijen zitten streepjes – aderen – en die vormen bij elke soort een eigen patroon. Door eerst de patronen van allerlei levende soorten te bestuderen, konden ze vervolgens de vier nieuwe in een stamboom plaatsen. Het fossiel op de foto bleek een hommel, bijvoorbeeld. Een van de andere soorten is vernoemd naar prof.dr. Koos Biesmeijer, de bijenexpert van Naturalis. BB