Achtergrond
Een zoo met mensen
Antropoloog Peter Pels ziet overeenkomsten met oude etnografische tentoonstellingen van levende mensen en tv-programma’s als Groeten uit de Rimboe. ‘Waar trek je de grens tussen nieuwsgierigheid en vermaak?’
Marleen van Wesel
woensdag 5 november 2014

‘De beruchte Carl Hagenbeck, een Duitse handelaar in dieren, verzamelde ook mensen’, vertelt Peter Pels, hoogleraar antropologie in Leiden. In 1874 showde Hagenbeck in Duitse steden bewoners van Lapland, met tenten en rendieren. Twee jaar later stuurde hij een medewerker naar Afrika, voor inheemse dieren én Nubiërs, die hij door heel Europa tentoonstelde.

Dergelijke ethnographic showcases bespreekt Pels maandag tijdens het symposium Museums and confinement, over de omgang van musea met het sturen van gevoelens en het manipuleren van kennis. ‘Zodra je dingen een museum binnen brengt, worden ze wat anders’, verduidelijkt hij. Tentoonstellingen van levende mensen, vooral tussen 1870 en 1930, passen binnen dat thema, al gebeurde dat nauwelijks in musea. Wel op wereldtentoonstellingen en in dierentuinen.

‘Het is niet zo dat Europeanen, zeker in grote havensteden, onbekend waren met andere volkeren’, vertelt Pels. ‘Het begin van de showcases, pas halverwege de negentiende eeuw, hing echter samen met overwinningen door koloniale legers. Die werden nagespeeld, bijvoorbeeld door een groep Zoeloes in Londen. De opkomst gaat verder wanneer het wetenschappelijke racisme vorm krijgt. Dat is tegenwoordig een gênant onderwerp. Het idee was dat je mensen kunt classificeren als kaukasisch, negroïde of mongoloïde. Er was veel discussie of rasvermenging bijvoorbeeld slecht zou zijn.’

Kritiek op de tentoonstellingen was er toen ook, vooral vanuit de christelijke hoek. ‘Ook kranten verweten de organisatoren “Barnums” te zijn. P.T. Barnum was een wereldberoemde negentiende-eeuwse circusexploitant. Hij trok rond met General Tom Thumb, een lilliputter, van wie hij een soort realityster maakte. Vanwege de populariteit gingen kranten na enige scepsis toch mee in het spektakel.’

De sensatiezucht is volgens Pels niet zomaar te onderscheiden van de rationele behoefte aan wetenschappelijke kennis. ‘Hagenbeck werkte bijvoorbeeld actief samen met antropologen, al is er wel een ruzie bekend met een Nigeriaan, die weigerde op de foto te gaan zonder stropdas. En er was bewondering, bijvoorbeeld voor het krachtige militaire apparaat van de Zoeloes.’

Heel recent, in 2002, kwam er nog een groep Pygmeeën naar een Belgisch park om zichzelf te spelen. ‘Protestgroepen slaagden er ironisch genoeg niet in om die mensen een stem te geven. Ze werden telkens in een ander verhaal getrokken. Toen ze eindelijk zelf aan het woord kwamen, riepen ze tot ieders gêne: “Maar wij kwamen alleen maar voor het geld!”’

Pels signaleert een connectie met programma’s als Groeten uit de Rimboe en Survive the Tribe. ‘Ik weet niet of het fenomeen in alle opzichten slecht is, behalve natuurlijk als de performers zelf geen zeggenschap hebben. Bij elke hiërarchie van menselijke verschillen plaats ik grote twijfels, maar waar trek je de grens tussen nieuwsgierigheid en vermaak?’

Negentiende-eeuwse performers werden niet per se gedwongen. ‘Aan de hand van foto’s van twee zogenaamde Azteekse kinderen, is tegenwoordig vast te stellen dat ze een hersenaandoening hadden. Zij konden waarschijnlijk niet goed zelf beslissen. Maar Sara Baartman, de zogenoemde Hottentot Venus die bekend stond om haar lichaamsbouw, schijnt uit vrije wil op een boot naar Londen gestapt te zijn, al zegt dat niet dat ze daar niet werd uitgebuit.’

Pels wil een andere nuance aanbrengen. ‘We dénken wel dat we afscheid genomen hebben van de negentiende eeuw, maar misschien zien we duistere kanten van onze hedendaagse benaderingen over het hoofd. Mensententoonstellingen werden taboe, maar de behoefte aan classificeren is daarmee niet bepaald verdwenen. Later gebruikte men mannequins, in een diorama, dat sterk doet denken aan hoe opgezette dieren tentoongesteld werden. Hebben we wel echt afscheid genomen van koloniale motieven en sentimenten?’

Symposium: Museums and confinement, Rijksmuseum van Oudheden

Maandag 10 november 10.00-17.30, €5 (gratis op vertoon collegekaart)