Studentenleven
Soms gaat de ene studie voor
Zo’n 45 Leidse studenten volgen Practicum Musicae, de minor van het Koninklijk Conservatorium.Op donderdag 30 oktober geven ze hun eerste uitvoering van dit jaar. Mare sprak er drie over het contrast tussen extroverte muzikanten en in zichzelf gekeerde scheikundigen.
Marleen van Wesel
woensdag 15 oktober 2014
© Foto's: Taco van der Eb

Kakker en hippie tegelijk

Lodewijk Res (22, derdejaars student geneeskunde) volgt de richting jazz en speelt gitaar. 

‘In Leiden zie je V-halzen, op het conservatorium blauwe stekels. Het is een grappig contrast. Hier ben ik de gitaar spelende hippie, in Den Haag ben ik de grootste kakker die ze ooit gezien hebben’, vertelt Res. Voor hij aan geneeskunde begon, studeerde hij al een volledig jaar aan het conservatorium. ‘Op de middelbare school speelde ik voortdurend in pop- en rockbandjes. Ik had alle stijlen wel gehad, alleen jazz was nog een vreemde wereld.’ En daarom koos hij voor een jazzopleiding. ‘Het is bovendien een geweldige basis. Als je met jazz bezig bent, kun je zo veel kanten op. En ik vind het ook lekker klinken hoor.’

Uiteindelijk wilde hij vooral heel veel muziek maken. ‘Maar omdat het leuk is, niet om er mijn beroep van te maken. Je wordt soms bekend, maar vaak word je dan leraar. En daar zit ik helemáál niet op te wachten.’ Met een vader die huisarts is en een flinke interesse in de werking van het menselijk lichaam, kwam hij alsnog bij geneeskunde terecht.

‘Ik wilde de muziek ook niet loslaten, dus ik stuurde een e-mail naar het conservatorium of er misschien een manier was om er toch mee door te gaan, naast geneeskunde. Die bleek er te zijn.’

Momenteel is het prima te combineren. ‘Ik heb ook een bijbaan en ik zit bij Minerva. Inmiddels wel als vierdejaars, dus de tijd die daarin zit, valt wel mee. Vorig jaar was het wel even lastig, toen deed ik ook een commissie. Vanwege dat eerste jaar hoef ik bij PM in elk geval geen theorielessen meer te volgen.’ Zijn 34 huisgenoten hebben er niet echt last van als hij oefent. ‘Ik speel meestal elektrisch, met een koptelefoon op. Er wonen ook jongens die dj zijn. Dan klinkt er keiharde techno door het huis.’

Momenteel speelt hij regelmatig op dinertjes, borrels en bij Minerva, met zijn jazztrio The Hot Three, ‘De andere twee, een Braziliaan en een Deen, ken ik nog uit mijn eerste jaar van het conservatorium. Ze zijn kneitergoed: die gaan later professioneel muzikant worden. En ik kan als Nederlander een hoop betaalde optredens regelen, dus het is een win-winsituatie.’

Eerst Frans, dan toonladders

Anna Marieke Zijlstra (19, tweedejaars Franse taal en cultuur) volgt de richting klassiek en speelt hobo.

‘Mijn moeder, die klarinet speelde, oefende thuis met een cd een stuk met een práchtige althobosolo. Dat wilde ik ook! Maar ik moest eerst mijn tanden wisselen en sowieso nog wat groeien. Hobo spelen is fysiek best zwaar’, vertelt Zijlstra. Tot het zover was, speelde ze keyboard en piano. ‘Later brachten mijn ouders me elke woensdagmiddag met de auto vanuit het kleine Friese stadje waar we woonden, naar de dichtstbijzijnde hoboleraar.’ Van althobo is het trouwens nooit gekomen. ‘Daarvoor moest je eerst hobo leren spelen. Dat bleek ook al hartstikke leuk te zijn en er is veel vraag naar vanuit orkesten.’ Bovendien bleek ze behoorlijk wat talent te hebben. Van het Frysk Jeugd Symfonie Orkest, kwam ze terecht bij het Jong Nederlands Blazers Ensemble Noord en het Noord Nederlands Harmonie Orkest. Ik leerde er professionals kennen. Intussen, tijdens een tournee in Frankrijk, had ik ook leuke gesprekken met de plaatselijke burgemeesters. Frans vond ik een mooie taal, en ik had geen idee of ik écht goed genoeg was voor het conservatorium.’ Op de meeloopdag van de Universiteit Leiden ontdekte ze dat beide liefdes te combineren waren. Met wat extra muziektheoretische vakken haalde ze tijdens haar eerste jaar twintig studiepunten náást haar propedeuse Frans, die daardoor met een negen gemiddeld niet bepaald in het gedrang kwam. ‘Frans en muziek vergen allebei veel onderhoud. Het is een kwestie van héél hard oefenen.’ ‘s Ochtends begint ze daarom met Frans leren. ‘Om mijn buren en huisgenoten geluidsoverlast te besparen ga ik daarna pas mijn toonladders, etudes en voordrachten oefenen. Toen mijn huisgenoot verhuisde, zei ze: ‘Ik ga het zo missen! Ik werd er altijd rustig van.’’’ Tijd voor een baantje heeft ze niet, voor een sociaal leven wel. ‘Vorig jaar zat ik bij SSR, dit jaar bij Collegium Musicum. Het fijnst vind ik muziek maken met vrienden en daarna met z’n allen uitgaan.’

Uiteindelijk wil ze toch een volledige conservatoriumopleiding volgen. Om het hogere collegegeld voor een tweede studie ná je eerste te voorkomen, overweegt ze dit jaar al auditie te doen. ‘Het liefst zou ik later iets met hobo én Frankrijk doen. Hobo in Frankrijk, misschien? Daar hebben ze ook conservatoria.’

Van het lab naar het podium

Olivier Rutgers (20, tweedejaars biofarmaceutische wetenschappen) volgt de richting klassiek en zingt.

‘Toen ik op kamers ging, mocht de piano niet mee van mijn ouders. Dat had ook niet gekund: ik heb een studentenkamer op de derde verdieping’, vertelt Rutgers. Vanaf zijn negende volgde hij al pianolessen. ‘Vlak voor ik naar Leiden vertrok, ontdekte ik het zingen, bij een popkoor in Hengelo. Zoiets vond ik in Leiden niet, maar hier heb je natuurlijk wel Collegium Musicum.’

Inmiddels zingt hij graag klassiek. ‘Hoewel die muziek misschien ver van je afstaat, kun je er veel gevoel in kwijt. Ik ben echt fan van romantische liederen, waarin je vol overgave naar een geliefde zingt.’ Met relatief weinig zangervaring kwam het conservatorium eigenlijk niet in hem op, bovendien had de scheikunde ook zijn interesse. In september begon hij naast zijn tweede jaar biofarmaceutische wetenschappen aan PM. Of de 45 studiepunten die dat uiteindelijk oplevert, mee kunnen tellen als minor voor zijn bachelor, moet hij nog uitzoeken. ‘Zonder uitloopjaar zou ik de minor dan niet voltooid hebben, voor ik aan mijn master begin. Bij biofarmaceutische wetenschappen willen ze bovendien liever dat je iets studiegerelateerds zoekt. Ik zie het zelf ook niet zozeer als een verdieping, maar als een verbreding.’

Per week is hij, naast een hoop zelfstudie, een uur of tien kwijt aan lessen en repetities. ‘Sinds kort volg ik ook een dirigeervak. Dat is erg gaaf: zo zie je het zingen van een andere kant.’ Soms gaat z’n ene studie voor, soms z’n andere. ‘De afgelopen dagen stond ik steeds van negen tot vijf in het laboratorium, donderdag is het conservatorium weer aan de beurt. Die werelden verschillen ontzettend, en dan niet alleen de extroverte muzikanten versus de in zichzelf gekeerde scheikundigen. Het conservatorium is veel persoonlijker. De universiteit is dan weer erg georganiseerd. Op het conservatorium is de sfeer soms zo vrij, dat het chaotisch wordt.’

Op 30 oktober treedt hij met drie medestudenten op in de Lokhorstkerk. ‘Ik heb wel eens een grote solo gezongen, maar daarbij was ik omringd door een groot koor. Dit wordt mijn eerste optreden met zo’n klein gezelschap.’

Practicum Musicae

De muziekminor Practicum Musicae is een uniek samenwerkingsverband tussen de Universiteit Leiden en het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Het programma levert 45 in plaats van 30 studiepunten op. Ook is het, in tegenstelling tot de meeste minoren, uitgespreid over drie jaar. Je kunt je dus al voor aanvang van je eerste collegejaar aanmelden voor de audities. ‘Anders kun je de laatste vijftien studiepunten nog binnenhalen tijdens je master of tijdens een uitloopjaar’, vertelt coördinator Matthea de Muynck. Niet bij alle Leidse bacheloropleidingen past de muziekopleiding binnen het curriculum. Sommige studenten volgen de minor daarom naast een bachelor met nog een ándere minor. De Muynck: ‘Sommige PM-studenten kiezen na hun afstuderen aan de Universiteit Leiden alsnog voor een hoofdstudie aan het conservatorium. Anderen blijven actief in de betere amateurorkesten.’ Zelf behoorde ze tot die eerste groep, na een studie Klassieke Talen en de PM-minor. Practicum Musicae biedt drie richtingen: klassiek, jazz en oude muziek. Die laatste gaat over hoe klassieke muziek werkelijk geklonken heeft, bijvoorbeeld in de tijd van Johann Sebastian Bach. Als onderdeel van het studieprogramma geven de studenten elke laatste donderdag van de maand optredens in de Lokhorstkerk.