Achtergrond
Zijn taal wordt bedreigd
Taalkundige Willem Adelaar kreeg een lintje voor zijn onderzoek naar inheemse volkeren van Zuid-Amerika. ‘Na jaren van discriminatie zien sommigen de meerwaarde van hun taal niet meer in.’
Petra Meijer
dinsdag 7 oktober 2014
Van de Harakmbut, een indianenstam uit Peru, spreken er nog maar een paar honderd de taal.

 ‘Ik was geïnteresseerd in Azië en in Zuid-Amerika, maar er was geen mogelijkheid om Zuid-Amerikaanse talen te bestuderen: geen boek, geen opleiding, niets’, vertelt prof. Willem Adelaar (1948), die sinds 1969 aan de Leidse universiteit is verbonden. Daarom ging hij Chinees studeren, als een van de vier studenten van zijn jaar.

‘Chinees heeft een heel andere structuur dan Europese talen, en leerde me een andere manier van denken. Maar China was gesloten, en kon alleen op afstand worden bestudeerd. Via algemene taalwetenschap kon ik als student veldwerk doen in Peru. Ik kwam daar niet in een gespreid bedje terecht. In de Koninklijke Bibliotheek had ik welgeteld één boek over het de inheemse taal Quechua gevonden, een zeventiende-eeuws grammatica. Ik ben daar gaan rondvragen. Zo kwam ik aan belangrijke contacten.’

Hoewel hij als hoogleraar inmiddels een jaar met emeritaat is, werkt hij nog altijd stug door. Vorige week werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Volgens hem was het lastig om een brug te slaan tussen de bestudering van de Zuid-Amerikaanse indianentalen en de taalkunde in het algemeen. ‘Iedereen met belangstelling voor Zuid-Amerika was in die tijd in de ban van het marxisme. Ik was actief in landencomités en actiegroepen, en moest elke keer weer uitleggen wat er zo bijzonder was aan indianen. Men dacht dat hun problemen gewoon voortkwamen uit hun klassepositie. Er zou wel een revolutie komen die alles zou verbeteren. Zo naïef ben ik nooit geweest.’

In de jaren ’80 legden oorlogen het onderzoek stil. ‘In Guatemala was er een grote uitroeiingsoorlog tegen de Maya’s, en in Peru was er de strijd van het Lichtend Pad, waardoor talloze dorpen van de aardbodem verdwenen.’ In 1980 nam Adelaar deel aan het Fourth Russel Tribunal, waarin de rechten van indianen centraal stonden. ‘Erg indrukwekkend was de komst van Guatemalteken in klederdracht, die met bedekt gezicht de zaal betraden om niet te worden herkend. Het tribunaal leverde veel media-aandacht op.’

Sinds de jaren ’90 nam de aandacht voor indianen toe en begonnen alle inspanningen hun vruchten af te werpen. ‘Maar nog steeds worden veel indianentalen bedreigd. Na jaren van discriminatie zien sommige inheemse volkeren zelf de meerwaarde van hun taal niet meer in. Ze zeggen: “Wat heeft het ons gebracht?” en willen een betere toekomst voor hun kinderen. Mensen hebben recht op hun eigen keuzes. Ook als die er toe leiden dat een taal uitsterft.’

Professor Adelaar won diverse prestigieuze prijzen, maar het meest trots is hij op de nieuwe taalfamilie die hij ontdekt heeft. ‘Daarna heb ik met dezelfde technieken een tweede taalfamilie gevonden die wel eens in de literatuur gesuggereerd was, maar nog niet serieus werd genomen.’

Volgens Adelaar valt er nog een hoop te ontdekken. ‘Europa kent maar drie taalfamilies, terwijl Zuid-Amerika er tussen de 110 en 120 heeft. Ook interdisciplinair onderzoek is een eyeopener. Taalkundigen hebben bijvoorbeeld lang gedacht dat de oorsprong van de belangrijkste Peruaanse talen zich aan de kust bevond en naar het binnenland was verspreid. Archeologen herkenden dat beeld totaal niet. Zij hadden juist bewijzen voor het omgekeerde. Wetenschappers moeten onthouden dat niets onmogelijk is en hun ideeën voortdurend moeten worden bijgesteld.’