Wetenschap
Apen blijven nodig
Nut en noodzaak van apenonderzoek staan vast, aldus de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Zelfs de dierenbescherming reageert gematigd positief: ‘Als het dan toch moet, doe het dan goed.’
Bart Braun
woensdag 24 september 2014
© Hollandse Hoogte

Aan het eind van de jaren negentig stonden de Twin Towers nog overeind, en waren dierenrechtenactivisten de engste groep van Europa.

Er waren toen ook al boze moslims, maar in absolute aantallen stelden hun acties niks voor, vergeleken met de brandstichtingen, inbraken, doodsbedreigingen en bommen van de zelfbenoemde dierenvrienden. In Engeland werden onderzoekers in elkaar geslagen of valselijk beschuldigd van verkrachting en in één geval geconfronteerd met chantage rond het opgegraven lijk van een familielid.

Zo erg werd het in Nederland nooit, maar de woede die er was, focuste zich op Rijswijk. Daar staat het Biomedical Primate Research Centre, in de taal van toen beter bekend als ‘De Apenhel’.

Dierenactivisten waren er binnengekomen en hadden foto’s genomen van mishandelde apen die onder erbarmelijke omstandigheden werden gehouden. Die foto’s doken op op internetfora en flyers, waarmee mensen werden opgeroepen om te demonsteren.

Ook de toen kersverse directeur Ronald Bontrop kreeg doodsbedreigingen naar zijn hoofd en verfbommen tegen zijn huis. ‘Die periode van activisme zie ik vooral als ruis, en heeft de discussie sterk vertroebeld’, blikt hij nu terug.

De afgelopen dagen is Bontrop – behalve baas bij het BPRC ook hoogleraar in Utrecht en met een nul-aanstelling verbonden aan het Leids Universitair Medisch Centrum - druk geweest. Op verzoek van Staatssecretaris Dekker heeft de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen een rapport uitgebracht over de huidige stand van het Nederlandse apenonderzoek, en dat gaat grotendeels over zijn centrum.

Eerst even de cijfers. In Nederland zetten onderzoekers jaarlijks zo’n vierhonderd apen in voor dierproeven. Aan de Universiteit Leiden en het LUMC gebeurt dat overigens momenteel niet. Omdat je apen op moet laten groeien zijn er ook papa- en mama-apen nodig, dus zijn er meer apen in het land dan die vierhonderd.

Het BPRC heeft er ongeveer 1500, inclusief een voormalige Utrechtse kolonie van zo’n 200 Java-apen die alleen voor gedragsonderzoek gebruikt worden. Behalve de BPRC-apen worden ook andere apen ingezet: het Erasmus MC doet haar virus-onderzoek met geïmporteerde dieren. Onderzoek aan mensapen en aan in het wild gevangen apen is in Nederland verboden.

Het rapport roemt de grote stappen die het BPRC heeft gemaakt, en adviseert zelfs om het apenonderzoek in Nederland verder te centraliseren, zodat alle onderzoeksapen voortaan uit Rijswijk moeten komen.

Bontrop: ‘Dat is een compliment, inderdaad. Wij staken in 1998 nooit onder stoelen of banken dat de huisvesting niet optimaal was, en dat veel dieren onder erbarmelijke omstandigheden werden gehouden. Ik ben toen rondgegaan met de mededeling dat als een rijk land als Nederland het nodig vindt om apen te gebruiken, er dan ook de middelen moeten komen om dat goed te doen. Gelukkig is dat geld er ook gekomen.’

Wie nu langsgaat in het BPRC, ziet ruime hokken met spelende dieren. En kleinere hokken, waarin zieke apen apart worden gehouden omdat ze besmet zijn met enge infecties als tbc.

‘We hebben geleerd dat transparantie erg belangrijk is, en krijgen bijna wekelijks mensen over de vloer die onze faciliteiten willen zien. Ik snap dat mensen die geïsoleerde apen zielig vinden, zeker als je ze zonder context te zien krijgt. Maar ja, meer dan 90 procent van onze medicijnen is door een proefdier heen geweest.

‘Ons eigen werk heeft een belangrijke rol gespeeld in het opstellen van de protocollen voor beenmergtransplantaties, en er zijn medicijnen voor verschillende auto-immuunziektes bij ons getest. Een kandidaat-vaccin voor malaria is nu door naar klinische trials bij mensen. Daarnaast hebben we veel fundamentele kennis geproduceerd, die ook bijdraagt aan de ontwikkeling van medicijnen.’

De KNAW windt er in haar rapport geen doekjes om. Het antwoord op Dekkers vraag over de noodzaak voor apenproeven luidt: ‘Voor onderzoek naar infectieziekten als aids, tuberculose, mazelen en malaria blijken apen het beste – en vaak zelfs het enige geschikte – proefdier. Ook voor onderzoek naar bepaalde hersenaandoeningen blijven apen nodig: apenhersenen lijken op mensenhersenen.’

Maar juist omdat apen zo op mensen lijken, ligt het gebruik ervan zo moeilijk. Op dezelfde manier kunnen de verbeterde omstandigheden in het BPRC een blok aan het been worden: de KNAW adviseerde om het apencentrum geen onderzoek meer te laten doen voor bedrijven, want dan zijn er minder apen nodig in Nederland. Dekker kondigde in een brief aan de Tweede Kamer aan dat advies ‘niet zonder meer’ over te gaan nemen. Als de bedrijven vervolgens het onderzoek in het buitenland laten doen, zijn de omstandigheden namelijk in veel gevallen slechter dan hier.

Bontrop: ‘Veel van ons werk is erop gericht om het aantal dieren te verminderen. Mijn eigen onderzoek richtte zich op het immuunsysteem: we kunnen aanwijzen welke apen wel of niet op een test zullen reageren, en we weten welke dieren er van nature immuun zijn voor bepaalde ziekten. Zo spelen we in op wat de personalized medicine ook voor mensen gaat doen in de toekomst.’

Voor de tegenstanders van apenproeven zijn het rapport en Dekkers reactie slecht nieuws. De proeven blijven, het BPRC krijgt complimenten en blijft even groot. Stichting Proefdiervrij sprak in haar persbericht dan ook van ‘pappen en nathouden’.

Bontrop: ‘Dat snap ik wel, vanuit hun perspectief. Ik vind de reactie van de Dierenbescherming moediger. Zij zeggen: als het dan toch moet, doe het dan goed, en doe het bij het BPRC.’