Achtergrond
Geweld was de enige weg
‘Ik praat er eigenlijk nooit over’, zegt Peter Knoope. Maar de directeur van het International Centre for Counter-Terrorism zat vroeger bij het ANC, dat door verschillende landen als terreurorganisatie is bestempeld. ‘Ik heb wel eens nagedacht over het plegen van een aanslag.’
Petra Meijer
donderdag 17 april 2014
Ad van Denderen fotografeerde in 1991 het Zuid-Afrikaanse dorp Welkom in de Oranje Vrijstaat, drie jaar voor het einde van de apartheid. © Hollandse Hoogte

Mijn leven bestaat uit twee delen: het leven voor en na het kamp. Daar ben ik groot geworden. Ik was 24 en had drie jaar lang met een rugzak op de wereld rondgereisd. In Mozambique zag ik de verwoestende invloed van de door het apartheidsregime gesteunde verzetsgroep Renamo. De bevolking werkte hard om het land weer op te bouwen, maar zij deden er alles aan om de wederopbouw te frustreren. Ze pleegden aanslagen op scholen en de infrastructuur. Daar is het zaadje van mijn woede geplant. Dit kan gewoon niet waar zijn, dacht ik. Ik moet hier ik iets aan doen.

‘In de Volkskrant zag ik een vacature voor de African National Congress, een politieke groepering die destijds in Afrika tegen de apartheid streed. Er reageerden driehonderd mensen, maar ik was er op de een of andere manier van overtuigd dat ze mij zouden kiezen. Dat die organisatie geweld niet schuwde, vond niemand een probleem. De anti-apartheidsbeweging werd gezien als een goede zaak. Mensen vonden me eerder heroïsch. Ik verbaas me er nu wel over dat mijn ouders me zo makkelijk lieten gaan. Maar ik had natuurlijk al gereisd en was behoorlijk koppig. Misschien hadden ze het opgegeven.

‘In 1983 ging ik naar Tanzania, waar ik eerst een cursus Xhosa en politieke vorming kreeg. Tanzania had hoogopgeleiden nodig die na de apartheid leiding aan het land konden geven. Ik kwam in een academisch kamp terecht waar die mensen werden opgeleid: Mazimbu. Daar gaf ik biologieles.

‘Maar het functioneerde tevens als doorgangskamp voor mensen uit bijvoorbeeld Angola, die even van de radar moesten verdwijnen. Tegelijkertijd werd er gerekruteerd voor de gewapende strijd. We zaten in de bushbush, dus er was verder niets te beleven. ‘s Avonds kwamen we in de grote zaal bijeen, waar we werden voorgelezen, muziek maakten of strijdliederen zongen. Daar werden we opgepept en ervan overtuigd dat de weg van geweld de juiste was.

‘Of je nog kritisch kunt reflecteren op wat je dag in dag uit wordt verteld? Dat is erg moeilijk. Ik schommelde voortdurend op en neer. Het hing ook af van mijn gemoed.

‘Bovendien kon elk tegengeluid ervoor zorgen dat je als spion werd gezien. Als vreemdeling binnen een organisatie die in oorlog is, vertrouwden ze mij voor geen cent. Dat angstige systeem van controle werd verdedigd doordat er daadwerkelijk infiltranten rondliepen. In het kamp heb ik alle klassieke spionagetrucs voorbij zien komen. De man-vrouwverhouding bijvoorbeeld: ineens is daar mevrouw X, die ontzettend verliefd op je is. Je weet niet wie je kunt vertrouwen, dus vertrouw je maar niemand meer.

‘Op momenten van eenzaamheid heb ik wel eens nagedacht over het plegen van een aanslag. “Laat mij maar sterven in Zuid-Afrika, dan is mijn leven tenminste nog ergens goed voor geweest.” Ik heb op de rand gestaan. Maar zelfs als ik er echt voor zou hebben gekozen weet ik niet of ik het ook daadwerkelijk had gekund.

‘Iedereen was continu op zijn hoede. Je stelde elkaar geen vragen. We verbleven met zijn achten in units, en soms waren er ineens twee mensen verdwenen. Die waren dan op missie naar Zuid-Afrika. We wisten niet of ze ooit zouden terugkomen. Ik voelde me ontzettend eenzaam...

(Na een pauze, duidelijk geëmotioneerd:) ‘Sorry, ik praat hier eigenlijk nooit over, zoals onze ouders het nooit over de oorlog hadden, denk ik.

‘Het allesdoordringende wantrouwen en het gebrek aan reflectie waren niet de enige zwakheden van de organisatie. De geweldscomponent trekt bepaalde mensen aan. Zij komen niet voor de inhoud, maar om lekker te knokken, ook bovenin de organisatie. Dat is ontzettend gevaarlijk. Maar in Nederland wilde de anti-apartheidsbeweging daar niets van weten. Zaken die niet deugden diende je te bedekken met de mantel der liefde. Het werd een excuus: “Zij lijden onder de apartheid.”

‘Ik had de grens bereikt van wat ik persoonlijk kon verdragen. Ik was op. Je komt uit solidariteit, en wordt vervolgens geconfronteerd met de gebreken en zwakheden van de organisatie. Dan moet je de balans opmaken. Draag ik nog iets bij? Ik vond dat ik te kritisch en te lastig werd, dat ik geen positieve bijdrage meer kon leveren. Gedesillusioneerd? Nee, een ervaring rijker.

‘Terroristische organisaties gebruiken veelal dezelfde geconstrueerde verhalen. Geweld is de enige weg. Niemand luistert naar onze klachten. We hebben oprechte en terechte eisen, maar onze kinderen worden neergeschoten tijdens protesten. Zij deden ons dit aan, waarom zouden wij het niet terugdoen? Geweld is de enige taal die ze begrijpen. Pas als je weet wat de aantrekkingskracht van deze narratives is, en begrijpt hoe de verhalen worden ingezet, dan pas weet je ook hoe je het kunt bestrijden.

‘Door mijn tijd in het kamp ben ik beter gaan begrijpen hoe zulke groepen opereren. Het is belangrijk om te luisteren naar hun grieven. Pas dan kun je de angel eruit halen. Wees bereid om te kijken naar wat er mis is. En dan is het nog belangrijk om te weten hoe moeilijk het is om er weer uit te stappen, dat brengt ook rouw met zich mee. Je maakt een soort hospitalisering door. In het kamp is er een vaste structuur. Als je daar ineens van weg bent treedt er onthechting op. Toen ik het kamp verliet en naar Kameroen ging, waren de eerste zes maanden ook een hel.

‘Van 2001 tot 2007 was het proberen te begrijpen van terroristen eigenlijk onbespreekbaar, daarvoor waren de gebeurtenissen van 9/11 te indrukwekkend. Ik weet nog goed dat Wim Kok zei: “Ik hoop dat de VS met waardigheid zullen reageren op wat hen is aangedaan.” Een verstandige reactie, maar iedereen buitelde over hem heen.

‘Het stond lijnrecht tegenover de sterke taal van Bush: “We will hunt them down, we will smoke them out, you’re either with us or against us.”

‘Pas toen we, onder meer in Afghanistan, zagen dat deze aanpak niet werkt, kwam er meer aandacht voor radicalisering. Ik heb vanaf dag één gezegd: als je niet bereid bent om te snappen waarom mensen dit doen, dan zal je de oplossing nooit vinden.

‘Nederland heeft wat dat betreft een voortrekkersrol gehad, ook omdat we eerder succesvol zijn geweest bij de bestrijding van terrorisme. Neem de Hofstadgroep: die is nu vrijwel weg. Een aantal van de voormalige leden werkt nu mee aan deradicaliseringsprogramma’s.

‘Tot 1994 stond ik nog op een lijst van mensen die Zuid-Afrika niet in mochten. Daarna kon ik er wel heen, maar daar ben ik altijd een beetje angstig voor geweest. Tijdens mijn tijd in het kamp was Zuid-Afrika de vijand, maar nu ga ik er vier jaar wonen. Mijn vrouw wordt er de Nederlandse ambassadeur. De cirkel is op een bijzondere manier rond.’