Een promovendus die waanzinnig wordt, dat blijkt zo’n beetje het mooiste wat je als promotor kunt overkomen.
Een wetenschapper is een beroepspuzzelaar, iemand die de grenzen van de wetenschap verkent, maar niet iemand die enorme sprongen in het duister maakt. Meer dan tien jaar geleden was ik copromotor van Wouter Kusters en hij verdedigde dus hier in Leiden een proefschrift over een taalkundige puzzel dat Linguistic Complexity heette. Inmiddels ben ik tien jaar puzzelen verder, maar Wouter heeft het vak de rug toegekeerd en deze week een boek uitgegeven dat Filosofie van de waanzin heet.
‘Wat een dik boek!’ zei een collega-puzzelaar toen hij het op mijn bureau zag liggen. ‘Wanneer moet je dat lezen? Dat gaat toch niet over het vak! We moeten ook al die publicaties nog lezen.’
Wouter is zolang ik hem ken geïnteresseerd in de waanzin. Als twintiger heeft hij een psychotische periode doorgemaakt, en na zijn promotie studeerde hij filosofie om beter te begrijpen wat er toen gebeurde, hoe hij de wereld toen zag. Op de dag dat hij zijn scriptie inleverde over tijdsbeleving in de psychose, kreeg hij een inzicht: die hele scriptie, dat kon ook in één A4’tje! Een paar dagen later zat hij, na twintig jaar, weer in de isoleercel.
Nu, zeven jaar later, heeft hij een boek van bijna duizend pagina’s geschreven, zonder academische betrekking, bij een algemene uitgever, Lemniscaat. Volgens Wouter komt iedereen die diep genoeg nadenkt bij de waanzin uit. Niemand weet wat tijd en ruimte in wezen zijn, waarom we voorwaarts leven en achterwaarts, waarom we tijd anders beleven dan ruimte. Normaal zijn betekent dat je net doet alsof sociale conventies die werkelijkheid afdekken. Tijd, bijvoorbeeld, is totaal onbegrijpelijk, maar wij doen net of de kalender en de klok, of de natuurkundige theorie, hem vangen.
Waanzin betekent dat je het contact verliest met die conventies, en dat je in je eentje staat tegenover de ontembare tohoe wabohoe. Mensen kunnen daar niet mee leven, en dus volgt na dit moment onmiddellijk een poging om eigenhandig orde in die chaos aan te brengen. Het systeem dat iemand dan maakt, dat is wat we meestal ‘waanzin’ noemen.
Wouter gelooft er niet in dat die waanzin alleen maar een ziekte is, en dat het zin heeft om naar waanzinnigen te luisteren. Zij leven in een andere wereld dan de onze, maar die is niet per se minder interessant.
Ja, ik probeer nu Wouters boek in minder dan een A4’tje samen te vatten. Zijn diepe en erudiete en intelligente en humoristische Filosofie van de waanzin heeft mijn manier van kijken naar en denken over de wereld ingrijpend veranderd.
Een wetenschapper werkt in deze termen noodzakelijkerwijs binnen het raamwerk van de sociale conventies: dat raamwerk is het beste waarover wij mensen beschikken. Ja, je werkt ‘aan de randen van de kennis’, maar dat laat alleen maar zien dat die randen er zijn.
Marc van Oostendorp
is hoogleraar fonologische microvariatie