Studentenleven
Column: Kruitramp
woensdag 12 maart 2014

Ik kom graag in het Rijksmuseum. Rondstruinend door de zalen kan ik beter nadenken dan thuis achter mijn bureau. Veel krijg ik tijdens mijn dwaaltochten niet mee van het museum, maar vaak kom ik met een helder uitgedacht idee weer naar buiten. In de zalen met de negentiende-eeuwse collectie viel me, tussen de onvolprezen Amsterdamse stadsgezichten van Breitner en de Hollandse landschappen van de Haagse school, een schilderij op dat ik nooit eerder had gezien.

Het was een doek van Johan Jelgerhuis waarop het Rapenburg was afgebeeld, drie dagen na de ramp met het kruitschip in 1807. Je zag wat de ontploffing van ruim 17.000 kilo buskruit had aangericht. Aan beide zijden van de gracht waren de huizen weggevaagd. Tussen de ruïnes krioelde het van de mensen. Ze stonden in lange rijen opgesteld en gaven het puin door in de richting van de gracht, waar de brokstukken in boten werden geladen. Op de voorgrond droegen zes mannen een brancard met daarop een dode man op hun schouders. Een brug verder kwamen de soldaten aangemarcheerd die door koning Lodewijk Napoleon waren gestuurd om te helpen met de wederopbouw.

Deze week zat ik op die plek, op een bankje van de lentezon te genieten. De ruïnes hadden inmiddels plaatsgemaakt voor het mooie in het Van der Werfpark, waar tussen het gras narcissen zich voorzichtig uit de grond oprichtten. Ik was niet de enige die op dit idee was gekomen, want het was er bijna net zo druk als op het schilderij van Jelgerhuis.

Overal hadden mensen in het gras hun jas uitgespreid om zich tegen de nog koude vochtige voorjaarsgrond te beschermen. Er liepen jongens voorbij, van wie er eentje een winkelwagen met bier voortduwde. Aan de overkant van het water liep een groep Aziatische toeristen achter een vrouw met een paraplu boven haar hoofd aan. Toen ik voldoende zon had opgenomen om de laatste restjes winterdepressie weg te laten smelten, begaf ik me richting het station.

Daar werd ik me voor het eerst volledig bewust van de troosteloosheid van het Stationplein en de afschuwelijke lelijkheid van het station. Nu zijn die plekken wel vaker lelijk, maar dat er meer steden zijn die zich hier schuldig aan maken, neemt niet weg dat het een belabberde eerste indruk maakt op de bezoekers van een stad.

Opeens moest ik weer denken aan de ravage op het schilderij van Jelgerhuis en hoe diezelfde plek er nu bij lag. Een prachtig park en de rechtenfaculteit, een van de mooiste gebouwen van de universiteit.

Een nieuwe explosie van een kruitschip op de Morssingel zou het station en het plein waarschijnlijk weinig schade toebrengen, maar misschien de ontploffing van een trein met kruisraketten, onderweg naar Oekraïne, ’s nachts, als het rustig is?

Tim Meijer

Help filosofiestudent Tim Meijer inburgeren en nodig bij je hem uit. Mail naar redactie@mare.leidenuniv.nl