Achtergrond
Een paradijs voor dwazen
In het Engelse plaatsje Totnes runt de zogeheten Transition-beweging een lokale, duurzame economie, inclusief eigen munt. Antropologe Florence Scialom deed er veldwerk en won er de Speckmann-prijs voor de beste masterscriptie mee. ‘Het hoeft niet hard en koud te zijn.’
Petra Meijer
donderdag 6 maart 2014
© Annie Leymarie

‘Robert F. Kennedy zei: “Het bruto binnenlands product meet alles, behalve de dingen die het leven de moeite waard maken”’, zegt Florence Scialom met een glimlach. Tijdens haar bachelor antropologie raakte ze geïnteresseerd in internationale ontwikkeling. ‘Dat richt zich vaak op economische groei. Maar wat zegt zo’n cijfer? Als er een olieramp plaatsvindt, vinden de meeste mensen dat een slechte zaak, maar de cijfers gaan wel omhoog. Ik vroeg me af of er groepen mensen zouden bestaan die zich niet alleen op een toename van geld en economische groei richten.’

Zo ontdekte ze de Transition-beweging. ‘Die beweging verwerpt het BBP als graadmeter voor maatschappelijk succes. Het zegt namelijk niets over de gevolgen voor het milieu. Of over hoe gelukkig mensen zijn, over werkgelegenheid, gelijkheid van inkomen, educatie of gezondheidszorg. Een van mijn respondenten zei: “Een planeet waarin toenemende economische groei ons moet helpen om onze behoeften op een eindige planeet te vervullen, is een paradijs voor dwazen.” We leven tenslotte in een wereld met een gelimiteerde hoeveelheid fossiele brandstoffen en olie.’

Volgens Scialom bestonden deze kritieken al, maar vinden ze door de economische crisis meer gehoor. ‘De Transition-beweging beweert niet alle antwoorden te hebben. Hun alternatieve benadering is een experiment. Aanhangers willen het huidige systeem niet omverwerpen, maar van binnenuit veranderen.’

Voor haar onderzoek vertrok Scialom voor drie maanden naar het Britse Totnes. ‘Daar is Transition ontstaan. Er is een zeer actieve community die allerlei lokale en duurzame initiatieven organiseert. Het dorp heeft ook een eigen munt, die de lokale economie moet stimuleren. In Totnes geloven ze dat economische lokalisering in minder productie, minder consumptie en minder vervuiling resulteert. Lokale economieën zouden daarnaast onafhankelijker en veerkrachtiger zijn. Tegelijkertijd is men heel realistisch. Ze willen zichzelf niet isoleren en begrijpen dat niet alles lokaal te produceren is.’

Scialom probeerde in eerste instantie zo betrokken mogelijk te raken. Ze hielp om eten te verbouwen op publieke gronden en organiseerde een forum voor beginnende ondernemers. ‘Zij konden – zoals in het tv-programma Dragons’ Den – hun ideeën pitchen, waarna de gemeenschap geld, tijd, hulpmiddelen en ruimte aanbood om de initiatieven te verwezenlijken. De economie hoeft niet hard en koud te zijn.’

Toen Scialom na enkele weken in Totnes een bezoek bracht aan de enige supermarkt in het dorp was ze geschokt. ‘Ik had wekenlang over de markt gestruind en stond ineens oog in oog met een enorm aanbod van honderden producten die uit de hele wereld kwamen. De meeste antropologen proberen hun onderzoek ver weg te doen. Ik kom zelf uit Engeland, maar ervoer toch een soort cultuurschok in mijn eigen land.’

Nu haar onderzoek er op zit probeert Scialom aansluiting te vinden bij Nederlandse Transition-intiatieven. ‘Transition is erg optimistisch ingesteld en laat zien dat je de maatschappij wel degelijk kunt veranderen. Het zijn kleinschalige projecten, maar veel kleine projecten kunnen een grote impact hebben.’