‘Er zijn genoeg momenten geweest waarop ze zichzelf tegenkwam, geeft ze toe.’ Als ik zoiets lees, dan moet ik ergens in knijpen. Aan de ene kant is het zo duidelijk wat er bedoeld wordt, aan de andere kant laat de schaatsster in kwestie, die met deze zin beschreven werd, mij in verwarring achter. Eerst is er de hoop dat de hardwerkende schaatser op een hologram van zichzelf stuitte terwijl ze met schaatsen onder de arm en een Snelle Jelle tussen de tanden de overloop over stoof – en dat deze hologram zei: ‘Zullen we het even wat rustiger aan doen?’
Aangezien ik neerlandicus ben en niet slechts wil signaleren maar ook verklaren, ging ik op onderzoek. En vond op www.nederlands.nl een verhaal met de titel ‘Wanneer je jezelf tegenkomt.’ Daarin wordt het tegenkomen van jezelf uitgelegd als het horen van je eigen stem en ‘het fenomeen “spiegelbeeld”’. Op de website Grenzeloze Vrouwen echter, werd het tegenkomen van jezelf juist als heel positief beschreven, in een blog onder de titel ‘Bij jezelf stilstaan’ (dit natuurlijk om te voorkomen dat je jezelf voorbij loopt, of nog erger, jezelf laat gaan).
Al googelend werd ik radeloos. We willen zo graag praten over hoe we ons voelen, liefst wat voor gevoel we over onszelf hebben, en allerliefst tegenover knikkende gezichten die instemmende geluidjes maken. Dus gebruiken we steeds vagere termen, zodat iedereen zich er wel in herkent.
Ik kwam ook op de vraag ‘Kun je via tijdreizen jezelf tegenkomen in de toekomst?’ – dat is natuurlijk het enige juiste gebruik van de jezelf tegenkomen-constructie, passende in de traditie van: ‘Zou ik seks met mezelf hebben als ik mezelf zou zien in een kroeg?’
Zoekende naar de betekenis van de diffuse constructie, vond ik de volgende zin, die in vaagheid alle voorgaande voorbeelden transcendeert: ‘(...)zou ik in de toekomst een stukje van mezelf tegenkomen waar ik niets meer mee wil of me in de weg zit (...)’.
Dat brengt mij naar een andere gekoesterde taalergernis: het stukje. In geen enkele zin een verkleining van ‘stuk’. Momenteel werk ik met veel plezier bij een politieke campagne (een aanrader voor iedereen, zeker studenten of net afgestudeerden die crisisontkenner zijn én werkzoekende). Maar goed - elke keer als op het campagnekantoor iemand zegt ‘een stukje’ van iets te willen dat niet eetbaar is – gezelligheid of zekerheid bijvoorbeeld – moet diegene €1 in een gemeenschappelijke pot gooien. En er is altijd iemand die ‘een stukje vertrouwen’ bestraffend aanvult met ‘naar de mensen toe’. Ondanks de bestraffing sluipt ‘stukje’ gaandeweg in ons dagelijkse taalgebruik: hoe meer je erover praat, hoe meer je ermee praat. Zeker als het verboden is.
De vraag wat ‘stukje’ is, waar het vandaan komt en hoe we er vanaf komen, blijft voor mij onbeantwoord. En niemand weet wat de reikwijdte is. Is het een beetje of juist veel? Vooral in een uitspraak als ‘toch wel een stukje genegenheid’, gaat het om een groot stuk, denk ik. Verwarrend is ook dat veel mensen denken dat wat ik hier doe, eens in de drie weken op pagina 2, een ‘stukje’ heet. Toen ik als vijftienjarige voor een hip online jongerenmagazine ging schrijven, vroeg de even hippe en jonge hoofdredacteur weleens: ‘stuur je mij vanavond even je stukje?’ Zo klonk het minder serieus, dus cooler, dan ‘je recensie’ of ‘je huisdierentest’.
Maar het meest verwarrende is nog dat ik wanneer ik eens in de drie weken deze krant opensla, daar misschien toch een stukje van mezelf tegenkom.
Emma Anbeek van der Meijden is masterstudent taalbeheersing