Wetenschap
MRI-atlas van de mens
Leidse radiologen en reuma-onderzoekers willen MRI-scans gebruiken voor snelle diagnoses. Probleem: waar moet je precies naar kijken?
Bart Braun
woensdag 11 december 2013
Röntgenfoto van de hand van een reumapatiënt. Als je er eerder bijbent, kan je voorkomen dat het zo erg wordt

‘Vroeger kwam je, als je reuma kreeg, uiteindelijk in een rolstoel terecht’, vertelt promovendus Lukas Mangnus. ‘Tegenwoordig is er betere medicatie. We weten ook dat hoe eerder je behandelt, hoe beter de resultaten zijn. Het zou dus mooi zijn als je nog vroeger de diagnose kon stellen. Soms heeft iemand klachten, maar vind je bij een lichamelijk onderzoek nog niets abnormaals. Als je met een scan wel kan zien dat er iets speelt, kun je reumatoïde artritis eerder aanpakken.’

Die scans maakten artsen vroeger met röntgenstraling. Op een röntgenfoto kun je bij reumapatiënten bepaalde beschadigingen aan de botten zien – artsen noemen dat erosies. Wat Mangnus en zijn collega’s van de reumatologieafdeling van het Leids Universitair Medisch Centrum hopen, is dat ze met MRI-scanners de reuma nog eerder bij de kladden kunnen grijpen dan met een röntgenscan.

In theorie kan dat zeker, want MRI-scanners halen veel hogere resoluties. In de praktijk is dat ook precies het probleem: ‘Bij MRI-scans blijkt dat 40 procent van de gezonde mensen op erosies lijkende lesies heeft die niet op röntgenfoto te zien zijn, en waarschijnlijk normaal zijn. De meerwaarde van MRI is met name de mogelijkheid om ontsteking vroeg te vangen; ontsteking zie je helemaal niet op röntgenfoto’s.’

Wat in de volksmond ‘reuma’ heet, is een hele verzameling van ziektes, waaronder bijvoorbeeld ook jicht en de ziekte van Bechterew vallen.

Mangnus is specifiek geïnteresseerd in reumatoïde artritis, een auto-immuunziekte van het slijmvlies dat om gewrichten zit. Ook de pezen en de botten in de buurt van dat slijmvlies kunnen betrokken zijn.

‘Wij zoeken naar ontstekingen in de gewrichten, de pezen of de botten in de buurt van gewrichten’, legt Mangnus uit. Op een scan zie je zulke ontstekingen als witte vlekken, die zijn er bij mensen zonder klachten niet vaak, maar het is nog niet bekend welke MRI’s normaal zijn.

Bijvoorbeeld: Wouter Stomp, een promovendus bij radiologie, liet onlangs een drietal studentes een dag op hoge hakken lopen. Dan blijkt dat je aan het eind van de dag allemaal witte plekken op scans van de voeten ziet die er ’s morgen nog niet waren. Vochtophopingen in het vetweefsel onder de huid. Dat kan best pijnlijk zijn, en het langdurig en vaak dragen van hoge hakken kan gepaard gaan met nare vergroeiingen, spierproblemen en valpartijen (zie kader), maar reuma is het allemaal niet.

Ondanks het extreem lage aantal proefpersonen kreeg Stomp zijn resultaten gepubliceerd, al is het in het wat obscure Scandinavian Journal of Rheumatology.

Dat komt omdat zijn werk de problemen met MRI-scans voor reumapatiënten zo goed illustreert. ‘Gezien de gevoeligheid van MRI, is het een relevant probleem om pathologie te onderscheiden van normale variaties, omdat ogenschijnlijke abnormaliteiten ook in gezonde mensen geobserveerd worden’, aldus Stomp en co.

Mangnus wil daar iets aan gaan doen.

‘Ik ben aangenomen om onderzoek te doen naar tweehonderd gezonde mensen. Daar ga ik MRI’s van maken om zo een basis te krijgen: wat zie je nou bij gezonde mensen? Het zou mooi zijn als het lukt om die honderden plaatjes samen te voegen tot een soort atlas. We zoeken mensen vanaf dertig jaar – ik heb laatst iemand van 89 gescand. Bij oudere mensen zie je meer slijtage op de gewrichten, dat maakt het stellen van een diagnose nog lastiger. Wel willen we naar verhouding wat meer mensen van tussen de veertig en vijftig, omdat reuma zich meestal voor het eerst voordoet op die leeftijd.’

Het hele punt van de onderneming is om reuma op te sporen voordat de arts het vast kan stellen met gewrichtsonderzoek. Hoe weet je dan of je niet stiekem toch naar reumapatiënten, of mensen met een voorloper van de ziekte, zit te kijken? Mangnus hoopt dat te voorkomen door de twijfelgevallen – mensen met klachten die op reuma kunnen wijzen, ook al kan hij dat nog niet met zekerheid diagnosticeren – eruit te vissen. ‘En stel dat dat niet lukt, dan helpt het dat slechts een op de honderd mensen reumatoïde artritis heeft. Op mijn groep van tweehonderd proefpersonen zijn er dan statistisch gezien twee. Dat moet dan maar.’

MRI-scannen kan al sinds eind jaren zeventig, en er staan enkele tienduizenden van die apparaten in ziekenhuizen over de hele wereld. Is er anno 2013 echt steeds geen goed beeld van hoe een normale pols of voet eruit ziet op zo’n scan?

‘Dat valt tegen’, lacht Mangnus. ‘Er is wel veel onderzoek gedaan naar knieën, maar nog niet bij polsen, bijvoorbeeld. Iedereen blijft toch in zijn eigen straatje zitten. Wij kijken naar de dingen die betrokken zijn bij reumatoïde artritis, maar iemand die onderzoek doet naar artrose, kijkt weer ergens anders naar, en zal zijn scanner wellicht ook anders afstellen.’

De zoektocht naar proefpersonen verloopt tot nu toe ‘wel oké’, zegt hij. ‘Maar misschien kun je toch melden dat geïnteresseerde lezers mee kunnen doen via atlas@lumc.nl?’