Achtergrond
Thuis wacht het doodsvonnis
De vervolgde wetenschapper Felix Kaputu wist te ontsnappen uit zijn thuisland Congo. Zijn vluchtverhaal is verwerkt tot een theatervoorstelling. ‘Tegen mijn vrouw zeiden ze: je zult hem nooit levend terugzien.
donderdag 10 oktober 2013

‘De gevangenis was niets anders dan een bizarre weg naar de hel,’ vertelt Felix Kaputu (1959). Vier maanden zat de Congolese wetenschapper vast in een cel in Kinshasa, zonder voedsel, water en medicijnen tegen zijn hoge bloeddruk. Zijn gezelschap bestond uit ratten en vlooien. ‘Alleen ’s nachts kwam er soms een bewaker langs, om te kijken of ik al dood was.’

Kaputu werkte als hoofddocent literatuur op de universiteit van Lubumbashi, toen het hoofd van de Provinciale Veiligheid in april 2005 aandrong op een ontmoeting. ‘Dat riep nauwelijks argwaan bij me op. Ik had geen idee dat ik ergens van beschuldigd werd en bovendien kende ik die man. Ik dacht dat hij ergens advies over wilde. Het enige vreemde was dat hij niet op kantoor wilde afspreken, maar in een café, ’s avonds laat.’ Kaputu stond erop om toch naar het kantoor van de man te komen, maar daar trof hij hem niet. Hij wachtte twee uur. ‘Onder dwang, want anders was ik na vijftien minuten heus vertrokken. Ik vertrouwde de situatie al een stuk minder. Toen hij eindelijk kwam, begon hij me direct te ondervragen. Hij wilde weten waar ik de laatste tijd had uitgehangen. Ik had een paar maanden in Japan doorgebracht voor onderzoek naar gender en religie. Hij kwam met een heel verhaal: dat ik weg was geweest om wapens in te slaan voor een twintigduizendkoppig rebellenleger dat klaarstond in Zambia.’

Terwijl Kaputu met stomheid geslagen was, viel de man doodleuk voor zijn neus in slaap. ‘Hij begon zelfs te snurken. Ik verkende de mogelijkheden om weg te komen. Door de deur was geen optie: daarbuiten hielden politiemannen en soldaten de wacht. Mijn blik viel op een klein open raampje, maar de man ontwaakte en bracht me een kamer verder. Mijn schoenen en riem werden ingenomen en ik moest daar de nacht doorbrengen tot ik zou praten. Maar ik wist niets, dus ik zat daar maar.’

Hij had geen flauw idee waarom de autoriteiten het op hem gemunt hadden. ‘Pas veel later kwamen er kleine details in mijn geheugen bovendrijven. Zo had ik altijd geweigerd op uitnodigingen om de politiek in te gaan. Het leek me een slecht idee om me openlijk politiek te uiten in een land dat zo verdeeld is door etnische groepen (zie kader, red.). Als wetenschapper moest ik immers doceren aan studenten uit alle windstreken.’

En er begon meer te dagen. ‘Tijdens colleges sociologie, Engels en internationale betrekkingen heb ik mijn studenten laten kennismaken met situaties elders op de wereld. Ze constateerden zelf dat in Congo nogal wat democratische elementen ontbraken. En na colleges over digitale data borrelde bij mijn studenten de vraag op of het mogelijk was dat onze regering verkiezingsresultaten manipuleerde.’

Terwijl Kaputu zich in zijn cel over die puzzelstukjes boog, zochten zijn vrienden, collega’s en mensenrechtenorganisaties als Amnesty International over de hele wereld contact met elkaar. ‘Via de radio vroegen ze de Congolese regering om bewijzen van de wapenaankoop. Want waar zou ik in hemelsnaam twintigduizend wapens verstopt hebben? Laat staan zoveel soldaten.’

‘Mijn vrouw reisde intussen naar de hoofdstad in de hoop me te zien, maar zij kreeg te horen dat ze beter terug naar huis kon gaan. “Stop met geld spenderen aan iemand die je toch nooit levend terug zult zien en ga aan je toekomst denken”, zeiden ze haar.’

‘Tijdens de laatste weken van mijn gevangenschap werd ik overgeplaatst naar een gevangenis waar ik niet langer alleen in een cel zat, maar tussen de gevaarlijkste criminelen van het land. We werden bewaakt door soldaten, die vreemd genoeg soms naar me bleken te luisteren. Van hen hoorde ik wat er buiten voor mij op touw werd gezet.’

Door de druk van buitenaf werd Kaputu vrijgelaten, maar de eerste maand moest hij in Kinshasa blijven, tweeduizend kilometer van huis, waar hij zich twee keer per week moest melden. ‘Daarna mocht ik terug en meteen begon ik weer met doceren, voortdurend omringd door soldaten.’

Hij besprak zijn situatie met vrienden. ‘Ik realiseerde me dat áls ik Congo ooit wilde verlaten, het nu moest gebeuren. Terwijl ik mijn kans afwachtte, zwierf ik van huis naar huis. Soms sliep ik zelfs op een begraafplaats. Daar zouden ze me vast niet zoeken.’ Via Zuid-Afrika vluchtte hij uiteindelijk naar de Verenigde Staten. De ambtenaar die hem aan een visum hielp, moest dat met een gevangenisstraf bekopen.

Daarna werkte hij aan universiteiten in de Verenigde Staten en Japan. Sinds dit jaar doceert hij aan de Universiteit Gent. ‘Daar kan ik het komende jaar nog blijven. Wat er daarna zal gebeuren, weet ik nog niet.’

Hij is even stil. ‘Als ik ooit weer met mijn vrouw in Congo zou kunnen wonen, dát zou me pas gelukkig maken. Tot die tijd beschouw ik mezelf als een wereldburger. Ik probeer gelukkig te zijn, waar dan ook. Ik haal alles uit de kast voor de wetenschap en voor de mensen om me heen. Voor zover ik weet ben ik een goed mens en een goede wetenschapper.’ Voorlopig moet hij het daarmee doen. ‘Mijn vrouw is me komen opzoeken toen ik doceerde in New York. Toen heb ik haar voor het laatst gezien, in tweeduizend… zeven’, vertelt hij na een korte denkpauze. ‘Ik kan niet terug, want voor zover ik weet hangt er nog altijd een doodvonnis boven mijn hoofd in Congo. En haar uit Congo laten komen is erg duur, zeker nu mijn verblijf in Gent niet zo lang meer zal duren. Als ik straks opnieuw moet uitwijken, is dat gemakkelijker in mijn eentje.’

Een theatervoorstelling over de ervaringen van Felix Kaputu trekt momenteel door het land, als onderdeel van Verboden Wetenschapsmonologen van UAF, de Stichting voor Vluchteling-Studenten. Kaputu is er telkens bij, om na afloop in gesprek te gaan met studenten. ‘Alles wat ik heb doorstaan zie ik op het podium weer voorbij komen. De vragen die ik mezelf stelde in de cel en hoe op den duur het verschil tussen leven en dood vervaagde. Na afloop van de laatste voorstelling trok ik me ziek terug in mijn hotelkamer. ’s Nachts kreeg ik koorts. En toch is het delen van mijn verhaal louterend. Opnieuw zien dat ik alles heb overleefd leert me om te focussen op het heden en de toekomst. En ik ontmoet veel fijne mensen, die me helpen en me er doorheen sleuren. De mensen om je heen maken uiteindelijk het verschil tussen leven en dood.’

Tijd voor onderwijs, wetenschap en het schrijven van artikelen vindt hij naast het vertellen van zijn verhaal nog wel. ‘Met wat hulp. Na die koortsige nacht moest ik nog een paper voltooien voor de Universiteit Leiden. Die deadline mocht ik een week verschuiven.’

Verboden wetenschapsmonologen

UAF i.s.m. Studium Generale en het

African Studies Centre

Pieter de la Courtgebouw, zaal SC 01

Woensdag 16 oktober 19.30 toegang

gratis

Chaos in Congo

Congo werd in 1960 onafhankelijk, waarna een chaotische periode aanbrak. Daarvoor was het land een kolonie van België en rond de vorige eeuwwisseling ging het door voor persoonlijk eigendom van de Belgische koning Leopold II. In 1965 riep luitenant-generaal Mobutu zichzelf uit tot president. Hij noemde het land Zaïre. De situatie werd aanvankelijk wat stabieler, al waren corruptie en mensenrechtenschendingen niet uitzonderlijk. Het rommelde al aanzienlijk toen vluchtelingen van de Rwandese genocide in 1994 etnische onlusten met zich meebrachten. Sindsdien woedt er een burgeroorlog. Rebellenleider Kabila nam de macht over tijdens een opstand. In 2001 werd hij vermoord. Sindsdien is zijn zoon president. In 2006 en 2011 waren er democratische verkiezingen, maar het is nog altijd ontzettend onrustig. Plunderingen, verkrachtingen en het rekruteren van kinderen voor rebellengroepen komen veelvuldig voor. In de afgelopen vijftien jaar maakte de burgeroorlog 5,4 miljoen slachtoffers, vooral door redelijk eenvoudig te voorkomen verschijnselen als diarree en ondervoeding.