Achtergrond
Letters stellen gerust
Hij was al met emeritaat, maar vorige week promoveerde typograaf Gerard Unger op een nieuw lettertype. ‘Ze kijken dwars door je werk heen.’
Frank Provoost
donderdag 12 september 2013

In welke letter Mare wordt opgemaakt, wil hij weten. De Minion? Diepe zucht. Je ziet hem denken: veilig, conservatief, hopeloos ouderwets. Maar gelukkig: Mare is in goed gezelschap. Want over The New York Times denkt hij precies hetzelfde. Op een congres in Amerika zei hij ook een keer hardop hoe vreselijk hij de vormgeving van die krant vond. Pas daarna ontdekte hij dat hij naast de verantwoordelijke art director zat. Dat kwam dus niet meer goed.

Ontucht met mieren. Zo omschreef Gerard Unger (71) zijn werk ooit. Hij is een van ’s werelds bekendste typografen, ontwierp veelgebruikte letters als de Swift (Trouw), Gulliver (USA Today) en Capitolium (de Volkskrant). Voor de ANWB maakte hij alle verkeersborden en wegwijzers, de bordjes in de Amsterdamse metro zijn ook van zijn hand. Sinds 2007 siert zijn Leidse letter het Academiegebouw.

Het is een gevalletje paplepel. Thuis stond een rijk gevulde boekenkast. Zijn vader deed de publiciteit voor het bedrijf waar hij werkte en nam altijd tijdschriften en brochures mee. En vergeet het beroemde leesplankje van de lagere school niet. Je kreeg er een blikken doosje bij met losse kartonnen lettertjes die je op het plankje moest leggen. Hij ziet ze zo weer voor zich.

Na aap, noot, mies begon hij ’s avonds stiekem onder de dekens te lezen. Het zaklantaarntje hield hij zo lang vast dat zijn vingers verkrampten. En altijd weer dat ene boek: Ti-Coyo en zijn haai, over een jongetje in het Caribisch gebied die zijn tamme haai alle slechteriken liet opeten. Los van het verhaal, trok ook het lettertype hem aan. Dat moet de Bembo zijn geweest, een veelgebruikte drukletter uit die tijd.

Maar een boek lezen, daar doet hij tien keer zo lang over als een ander. Met getallen heeft hij ook moeite. Het is geen dyslexie, het blijft gewoon niet goed hangen. Dat heeft hem parten gespeeld op de middelbare school. Zijn rapporten stonden vol onvoldoendes. Als hij weer was blijven zitten, keek de docent hem hoofdschuddend aan. ‘Hou kan dat nou? Je bent toch geen domme jongen?’ Soms kreeg hij bijles. Maar een middelbareschooldiploma heeft hij nooit gehaald.

Zijn oudste broer zei: jij moet naar de kunstnijverheidsschool, de latere Rietveld Academie. Wat er toen gebeurde, daar geniet hij nog steeds van. Hij kon opeens toch iets, en hij kon het zelfs heel goed. Op zijn eerste rapport stond een tien! Er gingen opeens allerlei deuren open. Hij had iets in handen, werd serieus genomen. Dat gevoel was - whoah - geweldig.

Een compenserende beroepskeuze, noemde een vriend het ooit. En daar zit wel iets in: als je zelf zo moet puzzelen op die letters, kun je ze maar beter naar je hand zetten.

Hij heeft er alles uit gehaald wat er uit te halen viel. Geld verdienen met dingen die je leuk vindt, dat is een grote luxe. Maar het ging niet vanzelf. Begin jaren zeventig had hij drie banen tegelijk: hij zat in de reclame, was typograaf en ook nog docent. En ondertussen bouwde hij zijn freelance praktijk op.

Zijn eerste drie letterontwerpen waren vingeroefeningen, die zijn nooit gepubliceerd. De Markeur, uit 1972, werd wel in gebruik genomen, maar ging al snel ter ziele. Wel grappig: in zijn woonplaats Bussum bleef het nog jaren de letter op alle bordjes in het gemeentehuis. Liep hij toch weer telkens langs zijn oude werk.

Twee jaar later kwam de eerste klapper. Met zijn nieuwe font, de Demos, was hij afgereisd naar het Duitse Kiel. Daar had de firma Hell de eerste digitale zetmachine gebouwd. Dat hij die opdracht binnensleepte, was een feest dat hij flink heeft gevierd. De Demos is decennia door de Duitse Bondsregering gebruikt. En als hij voortaan collega’s tegenkwam, zeiden ze: ‘Ah! The man from Hell!’

Rust heeft hij nooit gekend, en dat vond hij enig. Het vak verandert voordurend. Was het in de tijd van de Demos nog zaak om je ontwerp in een zetmachine te krijgen, door de uitvinding van de Macintosh werden lettertypes opeens apparaatonafhankelijk. Hoogdruk (met loden letters) veranderde in offset (drukken met een plat vlak waar op basis van de vijandigheid van water en inkt letters werden gevormd). En na 22 jaar met potlood en papier te hebben getekend sloeg het digitale tijdperk toe.

Hij heeft genoeg jankende ontwerpers en uitgevers meegemaakt die het echt niet meer zagen zitten. Maar hij dacht telkens: hier moet ik wat mee. Niet wachten op opdrachten, zelf initiatief nemen. 

Lezen is net als lopen of fietsen. Opeens sta je voor de voordeur en vraag je je af: hoe heb ik dat eigenlijk gedaan? Alles verloopt volledig automatisch en onbewust. Hij is dus geen kunstenaar, want die let alleen op mooie vormen. Hij is een vakman die de best leesbare letter wil maken. Bij een stratenmaker lopen ze over het werk. In zijn geval kijken ze er dwars doorheen. Dat is prima: dan weet hij de marge waarbinnen hij kan opereren. Mooi mag, maar functionaliteit gaat voor.

Er zijn een paar trucs. Hij begint altijd met het woord minimum. Zo bepaalt hij het ritme, heel belangrijk. Wat doen de m en de n? Hoeveel wit moet er aan weerskanten? Waar kan de schreef dikker, waar dunner? Dan tekent hij bp en dq, daarna meestal de r. Je doet er eens een v bij. Zo groeit het.

Mensen willen ongelooflijk graag gerustgesteld worden. Dat is een van de belangrijke taken van de typografie, zeker als je akelig nieuws te vertellen hebt. Daarom is de opmaak van kranten als The New York Times zo conservatief. Het idee is: laten we de lezers in godsnaam een vertrouwd beeld geven, dan hoeven ze daar niet over te piekeren. Kranten zijn een thermometer waaraan je perfect kunt aflezen dat het bange tijden zijn.

Het zijn allemaal zijn lievelingetjes, maar de laatste letter is altijd favoriet. De Alverata is een nieuw Europees letterontwerp met de wortels in de Middeleeuwen. Hij heeft er regelmatig zijn vakantiebestemming op aangepast om even een ommetje van een paar honderd kilometer te maken. In heel Europa zocht hij in afgelegen kloosters naar romaanse inscripties. Op die in steen uitgehakte letters baseerde hij zijn ontwerp, waarop hij vorige week in Leiden is gepromoveerd.

Lezen blijft lastig. En nog altijd als hij een voordracht moet houden, schrijft hij vooraf alle belangrijke jaartallen op. Hij heeft ze ervoor gewaarschuwd in Leiden bij zijn aanstelling als bijzonder hoogleraar typografische vormgeving in 2002. Maar hij werd gegrepen door de wetenschap en vond het zalig om zich op de theorie te storten. Het is prachtig om nu alsnog doctor te worden.

Hij is nog niet klaar. Wat hij nu op straat ziet: al die jonge mensen die tegelijkertijd gesprekken voeren en met hun duim over hun telefoons vegen, dat zou hij van zijn levensdagen niet kunnen. Maar daar gaat het niet om. De vraag is: kan hij er als typograaf nog iets op verzinnen? Goede schermletters ontwerpen, daar werkt hij hard aan. En daarbij komt al die ervaring bij de kranten goed van pas. Want kijk maar: die iPhone is even breed als een krantenkolom.

Gerard Unger, Alverata, hedendaagse Europese letters met wortels in de middeleeuwen. Promotie was 5 september

Voorbeeld van het door Unger ontworpen lettertype