Wetenschap
En dan nu: de punten voor hartstocht
Met een eigen ontwikkeld apparaat proberen onderzoekers de seksuele opwinding te meten. ‘Pijn bij het vrijen blijft een taboe.’
Marleen van Wesel
donderdag 30 mei 2013
Beeld uit The Brown Bunny (2003), en van de weinige regulier verschenen films waarin ongesimuleerde seks is te zien.

‘Probeer te ontspannen’, dragen witte letters op een blauw computerscherm de vrouwen op die deelnemen aan het onderzoek naar dyspareunie, oftewel pijn bij het vrijen. ‘In welke mate ervaart u het volgende gevoel?’ wil de computer vervolgens weten. Via een knoppenkastje kun je je gevoelens van hartstocht en opgewondenheid becijferen.

Hier, in het laboratorium van de polikliniek Psychosomatische gynaecologie en seksuologie van het Leids Universitair Medisch Centrum, worden deze lente en zomer ruim 120 vrouwen met en zonder klachten onderzocht. En dat gebeurt niet alleen subjectief, aan de hand van vragenlijsten, maar ook objectief, met behulp van een zogenoemde plethysmograaf: een blauw meetapparaatje dat je inbrengt als een tampon. Aan het uiteinde zit een snoer dat is aangesloten op een van de apparaten naast je stoel.

‘Wij noemen het een probe’, vertelt Judith Jansen (27), masterstudent klinische psychologie, die de deelnemers begeleidt. ‘Voorafgaand aan het praktische deel van het onderzoek vullen ze vragenlijsten in over hun relationele status, hoe vaak ze seksueel contact hebben, hoe vaak dat pijnlijk verloopt en over allerlei cognities en emoties die ze ervaren. Deelnemers mét klachten gaan daarna eerst nog even langs de gynaecoloog voor een onderzoekje om uit te sluiten dat het gaat om klachten waar ons onderzoek niet op gericht is.’

Wanneer ze eenmaal, met probe en koptelefoon, plaatsgenomen hebben in de laboratoriumstoel, worden ze alleen gelaten naast de computer. Na de inleidende vragen laat die het eerste videofragment zien, een korrelige opname uit lang vervlogen tijden van twee vrijende mensen. Een even gedateerd elektronisch muziekje begeleidt het geheel. ‘Het zijn inderdaad nogal oude beelden, maar ze zijn getest’, vertelt Jansen. ‘We weten dus zeker dat ze valide zijn. Oftewel: dat ze zorgen voor seksuele opwinding.’

De onderzoekers, meestal studenten aan de faculteit sociale wetenschappen of geneeskunde, controleren in een naastgelegen ruimte de metingen van de probe. ‘Die registreert de vaginale doorbloeding. Aan de hand daarvan meten we de seksuele opwinding’, vertelt seksuologe Stephanie Both (47), die het onderzoek leidt. Ook meet het instrument de spanning van de bekkenbodemspieren. ‘Die lopen rond de ingang van de vagina. Wanneer ze te strak aangespannen zijn geeft dat klachten, zeker in combinatie met onvoldoende opwinding.’

Die klachten kunnen vervolgens van kwaad tot erger gaan. ‘Een volgende keer reageert een vrouw misschien op voorhand al angstig, wat de spierspanning alleen maar verhoogt. Manieren om die spanning en de seksuele respons te meten bestonden al los van elkaar, maar bijzonder is dat wij ze voor het eerst tegelijk vaststellen, dankzij de probe, die we met de afdeling instrumentenontwikkeling hebben ontwikkeld. Het apparaatje is al getest in een voorstudie met gezonde vrouwen. Dit is de eerste keer dat hij echt als onderzoeksmiddel wordt ingezet.’

Na het eerste filmfragment moeten de vrouwen opnieuw intoetsen hoe hartstochtelijk en opgewonden ze zich voelen. Dan vraagt de computer hen om vanaf 900 terug te tellen in stappen van negen. ‘Zo tel je terug naar een rustmoment, waarop je jezelf weer neutraal voelt’, legt Jansen uit. Tijdens dat rustmoment klinkt kalme pianomuziek.

‘We wisselen opwindende fragmenten af met filmpjes die een beangstigende inhoud hebben’, vertelt Both. Het volgende filmpje, met een zenuwachtige vrouw achter het stuur van een auto en een slapend jongetje op de achterbank, lijkt inderdaad eerder uit een thriller afkomstig te zijn. Om de invloed van angst nog beter te analyseren krijgen de deelnemers aan het eind van het onderzoek, na enkele spieroefeningen, elektrische pijnprikkels toegediend. ‘Niet met de probe hoor’, verduidelijkt Jansen. ‘Dat zou niet ethisch verantwoord zijn. De prikkels gaan via een bandje om de dijen. We laten het effect altijd eerst even voelen buiten het onderzoek, om te kijken hoeveel de vrouwen aankunnen.’

Both hoopt haar dataset komende zomer compleet te hebben, zodat ze in het najaar een artikel over de resultaten kan publiceren. Vrouwen zónder klachten hebben zich al voldoende gemeld. ‘Misschien vanwege de vergoeding van zestig euro’, vermoedt Jansen. ‘En er zijn onder hen ook behoorlijk wat studenten die de collegereeks seksuologie gevolgd hebben. Deelnemers met pijnklachten sturen we na afloop overigens niet koud naar huis hoor. Zij worden zorgvuldig geïnformeerd over de mogelijkheid tot hulp op de afdeling.’

‘Het gaat immers om intiem onderzoek’, benadrukt Both. Relatief jong onderzoek, dat ook. Jansen: ‘Eigenlijk kwam het pas de laatste twintig, dertig jaar op gang. Veel later dan de meeste andere onderzoeksterreinen. Pijn bij het vrijen blijft nu eenmaal een taboe, of in elk geval een lastig onderwerp om over te praten. Het is veel gemakkelijker om te zeggen dat je deelneemt aan hoofdpijnonderzoek.’

Vrouwen tussen de 18 en 45 jaar met klachten kunnen zich voor meer informatie aanmelden via j.jansen@lumc.nl