Achtergrond
Het hoeft niet zo netjes
Tussen het water van de Binnenvestgracht en de Zijlsingel, ligt al tweehonderd jaar Begraafplaats Groenesteeg verscholen onder heel veel groen. Emeritus hoogleraar Lodewijk Kallenberg schreef er een boek over en gaf Mare een rondleiding. Samen met de huiskat.
Marleen van Wesel
woensdag 15 mei 2013
© Taco van der Eb

‘Zie je daar de grafzerk van de moeder van Vincent van Gogh? Die is nog geen twintig jaar oud’, vertelt Lodewijk Kallenberg, emeritus hoogleraar wiskunde, op begraafplaats Groenesteeg, waarover hij het boek Leidse Glorie schreef. ‘De originele steen is vernield nadat de begraafplaats in 1975 werd gesloten. De jeugd kon toen haar gang gaan. De natuur trouwens ook.’

Een ingezakte, half in de aarde verdwenen grafsteen illustreert het verval, maar veel stenen zijn inmiddels gerestaureerd en het gras wordt tegenwoordig gemaaid, drie keer per jaar, zodat narcissen en tulpen vrolijk kunnen woekeren. ‘Het hoeft ook weer niet te netjes’, vindt Kallenberg.

Terwijl de schemering invalt, wandelt hij rustig verder, gevolgd door een zwarte kat. ‘De huiskat van de Groenesteeg’, stelt hij het dier voor. Kallenbergs boek gaat niet alleen over de illustere figuren die hier begraven liggen, maar ook over de reusachtige beuk en andere bomen en planten die van de monumentale dodenakker een fleurig park maken.

Onder de takken van een treurberk en een treures liggen Leidse ondernemers, zoals uitgever Brill en dekenfabrikant Scheltema. En ook academici, zoals de naamgevers van het Snouck Hurgronjehuis, de Matthias de Vrieshof en de Kaiserstraat. En bijvoorbeeld hoogleraar artsenijkunde en toxicologie Van der Burg, die de slachtoffers van de Leidse gifmengster Goeie Mie onderzocht. ‘De slachtoffers zelf, afkomstig uit arme wijken, kwamen hier niet terecht. Groenesteeg was voor de rijken, die tot 1813 in kerken werden begraven. Napoleon verbood dat, vanwege de stank. De oudste graven zijn dan ook heel sober, met een platte steen, vaak zonder tekst. Zo werd de kerkvloer nagebootst.’

Het jongste graf dateert van 2004. ‘Een enkeling die ooit een eeuwigdurend graf heeft aangeschaft, maakte er een juridische strijd van om hier na de sluiting nog begraven te worden.’ De allereerste begrafenis, op 19 maart 1813, was van een tien maanden oud meisje. Eind negentiende eeuw werd haar graf, inmiddels gedeeld met haar vader en andere familieleden, geruimd. ‘Schedels en andere restanten van geruimde graven, maar ook uit afgebroken Leidse kerken, kwamen op het knekelveld terecht.’ Tegenwoordig wordt het veld bedekt door een dikke laag kruipende klimop met in het midden zes bijenkasten. Behalve de trouw volgende huiskat is er ook een imker.

Even verderop is een open plek met wat bankjes, die ooit dienst deed als keerlus voor lijkkoetsen. ‘Hier zie je hoe hoog de begraafplaats ligt’, vertelt Kallenberg terwijl hij door de bosjes naar de lager gelegen huizen aan de overkant van de singel wijst. ‘Heel vroeger was deze plek een verdedigingsbolwerk, maar ook voor een begraafplaats komt die hoogte goed van pas. De lijken werden zo beschermd tegen het singelwater, waardoor ze extra zouden gaan rotten.’ Op 2 november, met Allerzielen, zal hier nog één keer een zwarte koets halt houden. ‘In het kader van het jubileumjaar zullen we dan de begrafenis van een stinkend rijke Leidenaar uit 1846 zo authentiek mogelijk naspelen.’

Intussen is het donker geworden als hij door de poort, over de Laatste Brug, de stad weer in loopt. De zwarte kat blijft op de oprijlaan zitten.