Wetenschap
Afvallen met vet
Behalve het bekende witte vetweefsel hebben mensen ook bruin vet. Dat zou kunnen helpen met afvallen en het voorkomen van suikerziekte, hopen Leidse onderzoekers.
Bart Braun
woensdag 13 maart 2013
Baby's hebben meer bruin vet dan grote mensen. Ze hebben het nodig omdat ze met hun slappe spiertjes nog niet goed kunnen bibberen.

Wetenschappers hebben er jaren naar gekeken zonder te weten wat het was. Als ze met behulp van een PET-scan de groei van kankergezwellen wilden onderzoeken, wisten ze dat die techniek niet goed werkt rond de nek en sleutelbeenderen. Daar zitten altijd al donkere vlekken op de scan, ook als de patiënt geen kanker heeft. Je kon het oplossen door de patiënt in een lekker warme kamer te zetten, en daarmee was de kous af, als het aan de scanmensen lag.

In feite was er op die scans iets te zien waarvan iedereen dacht dat het niet bestond: bruin vetweefsel bij gezonde, volwassen mensen. Hoe paradoxaal dat ook klinkt: het is vet dat je dunner maakt. Onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum onder leiding van professor Patrick Rensen willen uitvogelen hoe ze het kunnen gebruiken om suikerpatiënten te helpen.

Bruin vet is bruin omdat het vol zit met zogeheten mitochondriën, de energiefabriekjes van cellen. In bruin vet leveren ze die energie heel direct: door suikers en vetzuren op te stoken tot warmte. Kleine zoogdieren hebben vaak relatief veel bruin vet, om zichzelf weer warm te stoken na de winterslaap. Ook mensenbaby’s hebben er veel van: omdat hun spiertjes nog zo slap zijn, kunnen ze niet zo goed warmte produceren door te bibberen. Grote mensen kunnen dat wel, vandaar dat aangenomen werd dat zij het zonder bruin vet konden stellen.

Warmte is duur. Als je je kamer wil verlichten kom je een heel eind met een ledlamp van 5 watt, maar als het er warm moet zijn, heb je een straalkachel van 1500 watt nodig. Op dezelfde manier kost het ook veel energie om je lichaam warm te houden. In een Canadese studie waarin mannen precies zover werden afgekoeld dat ze nog net niet moesten bibberen, ging hun energieverbruik met zo’n 75 procent omhoog, volgens de onderzoekers vooral dankzij het onsje bruine vet op hun bovenlijf.

Dat is interessant, want steeds meer mensen krijgen meer energie binnen via hun eten en drinken dan ze opmaken. Het overschot slaan ze op in de vorm van het normale, witte vet, dat aan billen, buiken en bovenarmen bungelt. De meeste mensen vinden een overschot aan vetweefsel lelijk, en daarnaast kan het allerlei gezondheidsklachten met zich meebrengen, zoals depressie, hart- en vaatziekten en diabetes type 2.

Dikke mensen hebben gemiddeld wat minder bruin vetweefsel dan dunne mensen, en het zou zelfs goed kunnen dat dat één van de redenen is dat ze dikker zijn. Als je er voor zou kunnen zorgen dat ze meer bruin vet krijgen, of dat hun bruine vet wat harder werkt, kan dat helpen bij het afvallen, of bij ziektepreventie. En als je die truc ook nog weet te patenteren, ligt er al helemaal een zonnige toekomst voor je klaar.

Niet zo gek dus dat er wereldwijd hordes onderzoekers op bruin vet zijn gedoken. Promovenda Mariëtte Boon is een van hen. Samen met haar Leidse en Maastrichtse collega’s zette ze onlangs in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde de huidige stand van het onderzoek op een rijtje. Zoals wel vaker met overzichtsartikelen is het vooral een intellectuele warming up voor haar eigen onderzoek.

Tijdens haar studententijd deed Boon onderzoek naar Hindoestanen. Die bevolkingsgroep is berucht onder artsen, omdat ze veel kwetsbaarder zijn voor de nare bijwerkingen van overgewicht dan autochtone Nederlanders. Concreet voorbeeld: één op de drie Hindoestaanse Surinamers krijgt uiteindelijk suikerziekte.

Om te onderzoeken wat die vergrote kwetsbaarheid veroorzaakt, verzamelde Boon navelstrengbloed van Hindoestaanse baby’s. ‘Wat me heel erg opviel was de andere lichaamssamenstelling van die kindjes. Er zit een relatief grote plak vetweefsel bij de nek, en ze hebben dunne armpjes.’ De baby’s bleken relatief hoge concentraties van het hormoon BMP-7 aan te maken, dat zowel witte vetcellen als de voorlopers van spiercellen omzet in bruin vet.

Dat helpt verklaren waarom die baby’s er anders uitzien, en misschien ook wel waarom er zo weinig topsporters van Hindoestaanse afkomst zijn. Maar het verklaart niet waarom Hindoestanen zoveel vaker diabetes hebben: je zou juist verwachten dat als ze veel BMP-7 zouden maken, ze veel bruin vet hebben, en ze dus juist weinig dikheidsziektes krijgen.

Boon en haar begeleiders vermoeden dat Hindoestanen wel bruin vet aanmaken, maar dat dat op één of andere manier niet goed werkt. Om dat uit te zoeken vergelijkt ze nu volwassen Hindoestanen met autochtone Nederlanders. Hebben ze er evenveel bruin vet of juist niet? En is het inderdaad inactief? Ook wil Boon van een aantal middelen waarvan al bekend is dat ze helpen bij diabetes onderzoeken in hoeverre bruin vet een rol speelt bij hun werking. ‘Er zijn ontzettend veel proefjes met muizen gedaan, maar nog nauwelijks interventiestudies met mensen.’ Dikke mensen moeten overigens niet al te halsreikend uitzien naar de resultaten: veel medicijnen werken wel bij muizen, maar blijken bij mensen tot minder spectaculaire resultaten of juist hevige bijwerkingen te leiden.

In de toekomst, zo vermoedt Boons collega Ingrid Jazet, zullen artsen overgewicht aanpakken met een gepersonaliseerd plan. ‘De combinatie van levensstijl en genetica is bij iedereen anders; mensen verschillen in de aanmaak van bruin vet, of in hun verzadigingsgevoel. Het zou zomaar kunnen dat het advies om meer te sporten voor sommige patiënten helemaal niet geschikt is, vanwege hun genetica. Als je iemand vertelt dat hij iets moet doen of laten voor zijn ziekte, leg je hem een last op. Je wil je geen advies geven waar iemand niets aan heeft.’