Wetenschap
Tussen hemel en hel
Door het te laten gruwelen en zweven, imponeerde de zeventiende-eeuwse architect het volk. Mare bezocht samen met kunsthistoricus Stijn Bussels ‘de kroon op de schepping’, ook wel bekend als het Paleis op de Dam.
Vincent Bongers
donderdag 7 maart 2013
© Peter Boer

‘Dit is het koudste vertrek in het Paleis op de Dam. Eigenlijk is het een fraai vormgegeven rechtszaal’, zegt de Belgische kunsthistoricus Stijn Bussels. Hij staat midden in de Vierschaar, de ruimte waar in de zeventiende eeuw voor de ogen van toegestroomd publiek doodvonnissen werden uitgesproken. ‘Het galmt hier enorm. Dat voegt nog een extra dimensie toe aan de nare atmosfeer. Het is een mengsel van schoonheid en gruwelijkheid. Het is tekenend voor deze periode dat er zoveel aandacht is besteed aan een ruimte waar alleen een doodsvonnis werd uitgesproken. De grootste politieke macht die je kunt tonen, is natuurlijk het beschikken over leven en dood.’

Bussels onderzoekt de wijze waarop de elite het volk wilde imponeren en zelfs overweldigen met kunst en architectuur. Hij haalde een Europese subsidie van €1.250.000 binnen om het onderzoek in Leiden verder vorm te geven.

Wie de Vierschaar betreedt, waant zich in een koortsachtige nachtmerrie met Bijbelse en klassieke taferelen. De Antwerpse beeldhouwer Artus Quellinus en zijn leerlingen hakten ingrijpende scènes uit marmer. Zo is op een reliëf te zien dat een van de ogen van Zaleucus, een Griekse wetgever uit de zevende eeuw voor Christus, wordt uitgestoken. Bussels: ‘Hij voerde een zeer strenge wet in: iedere overspelpleger verloor het zicht. Prompt gaat zijn eigen zoon als eerste in de fout. Zaleucus weigert zijn eigen bloed vrij te spreken en kiest er voor een deel van de straf op zich te nemen. Een extreme vorm van genade. Bij zowel vader en zoon wordt een oog uitgestoken.’

Wie blijft kijken ziet steeds meer schedels, slangen en verboden vruchten opduiken. ‘De textuur van de slangen is zo gedetailleerd. Je denkt deze haast vast te kunnen houden. En overal van die verschrikkelijke doornen en distels.’ Op de plaats waar de gemeentesecretaris zat, worden baby’s verzwolgen door scherpgerande bladeren.

Bussels wijst op een andere beeldenpartij: het salomonsoordeel. ‘De soldaat houdt de baby aan een beentje omhoog. Het zwaard hangt al in de lucht en nadert de billetjes. Nog even en het kind wordt werkelijk doormidden gekliefd. Het meest gruwelijke moment wordt getoond.’

Om het allemaal nog wat erger te maken heeft Quellinus al een kinderlijkje toegevoegd. ‘Daar ligt een dood kind op de grond, daar wordt in de bijbel niet over gesproken. Het wordt nog wreder voorgesteld dan in de tekst.’

Het Paleis is nu vooral bekend van ‘de kus’ en talloze andere bepalende Oranjemomenten. Maar het gebouw begon haar leven in 1655 als het nieuwe imposante stadhuis van Amsterdam. Een stad die tijdens de Gouden Eeuw floreerde en een ambitieus teken van macht wilde oprichten om haar grote zelfvertrouwen aan de wereld te tonen. Vaderlandse dichters kwamen superlatieven tekort om het gebouw te beschrijven. Constantijn Huygens koos voor het ‘achtste wereldwonder.’ Joost van den Vondel ging nog een stapje verder en noemde het de ‘kroon op de schepping.’

De architect van het stadhuis, Jacob van Campen, maakte de opening van het stadhuis overigens niet mee. Hij is om nooit geheel opgehelderde reden in ongenade gevallen en van het project afgetrapt. De intelligentsia van toen baseerden hun wereldbeeld onder andere op de klassieken. ‘Bijvoorbeeld op een traktaat over het sublieme, toegeschreven aan de retoricus Longinus, dat stamt uit de eerste eeuw na Christus. Als je de ander overweldigt, dan gaat hij in jouw waarheid geloven. In de kringen waar Van Campen en Vondel verkeerden, werd Longinus gelezen. Zij hadden dan weer contacten met gelijkgestemden in Parijs. Wij gaan uitzoeken hoe dat verliep.’

Het bestuur wilde het volk haar waarheid opleggen. Hoe deden ze dat? ‘Overweldigen kan bijvoorbeeld door het vreselijke te tonen. Zoals dat in de Vierschaar gebeurt. Maar het tegenovergestelde is ook mogelijk: verbeeld het verhevene. Beide zijn in het Paleis te zien. En als je de trap neemt van de Vierschaar naar de Burgerzaal, beland je van de hel in de hemel. Al de verdoemenis is gelijk vergeten. Iedereen mocht hier naar binnen en het moet er druk geweest zijn. Je hebt hier letterlijk de wereld aan de voeten. In de vloer zijn namelijk in het marmer wereldkaarten van cartograaf Blaeu aangebracht. In het midden is ook de noordelijke sterrenhemel te zien.

De dimensies van de zaal zijn er op gericht om de aanschouwer te overdonderen. ‘Van Campen wilde dat je in een ideale ruimte kwam. Tel bijvoorbeeld de lengte en breedte van de zaal bij elkaar op en deel deze door twee, dan krijg je de hoogte. Hij geloofde dat de harmonie van de ruimte de bezoeker ook in harmonie bracht. Hij wilde de burger het gevoel geven het middelpunt van het universum te zijn, de aarde te kunnen ontstijgen. Je ziet ook dat de andere planeten zijn weergegeven in het gebouw, ze draaien om ons heen. Longinus schrijft de extase voor: het idee dat je uit je lichaam treedt. Hier word je welhaast verplicht te zweven boven de aarde als een astronautje. Eeuwen voordat er sprake is van ruimtevaart.’

De versieringen aan de wand zijn ook van toon veranderd. Geen stekeligheden en slangen meer maar bijvoorbeeld zeevruchten, waterschildpadjes, kameleons. Of apen die zich tegoed doen aan in overvloed aanwezig fruit. ‘Even laten zien wat die kosmopolitische Amsterdammers allemaal wel niet kenden.’

Verder wordt in beeldhouwwerk de stad Amsterdam en de vrede gevierd. ‘De bouw is begonnen toen er in 1648 eindelijk vrede met Spanje werd gesloten en er een einde kwam aan de Tachtigjarige Oorlog. Bitter genoeg was het ding nog niet af toen de Republiek met Engeland in oorlog raakte. Eigenlijk is de Gouden Eeuw al tanende als het stadhuis geopend wordt. De beelden hebben ook als boodschap: laat het aan ons over en dan is er vrede. Ook dat is propaganda.’

Huygens schreef een lofdicht over de vloer van de Burgerzaal. ‘Hij neemt de bezoeker bij de hand. Hoe moet je deze zaal bekijken? Hoe gedraag ik mij? Een keurslijf kun je het haast noemen. Vergeet de drukte en denk dat je hier alleen bent, schrijft hij. Ontstijg de aarde en geraak in de hemel. Dit is het huis van de stadsbestuurders. Tja, als de burger zich daar in de hemel voelt dan worden de burgemeesters bijna gelijk gesteld aan de goden. Al wordt die stap nog net niet gezet.’

Maar ook hier is de helse Vierschaar nooit ver weg. Boven de ingang naar de Schepenkamer, waar recht werd gesproken, is de dood prominent afgebeeld als skelet met zandloper. Gruwelijke beelden domineren een kant van de zaal. ‘Toch nog even duidelijk laten zien dat de monsters er nog zijn, zelfs in de hemel.’