Achtergrond
?Volgende keer bijt ik je nek eraf?
Student journalistiek Ismay Gossen werd tweede op het EK Braziliaanse jiu-jitsu. ‘Het was lastig een goede balans te vinden tussen vechten en het behouden van mijn vrouwelijk-heid.’
Sebastiaan van Loosbroek
woensdag 6 februari 2013
© Taco van der Eb

De training is al begonnen, maar er druppelen nog steeds sporters binnen in de Rijswijkse sportschool. Voordat ze gehuld in een gi (vechtpak) de mat betreden, buigen ze naar het slagveld. Vervolgens lopen ze naar de trainer om hem met een buiginkje en korte omhelzing te groeten.

Ismay Gossen (23) heeft haar haren in een strakke vlecht gebonden en ligt al op de mat. Terwijl ze op haar rug wordt geduwd, werpt ze haar benen om haar trainingsgenoot heen. Trekkend en sjorrend aan elkaars gi rollen de twee over elkaar.

Vorige maand werd Gossen tweede op het Europees kampioenschap Braziliaans jiu-jitsu (BJJ), in Lissabon. De vechtsport is nog niet zo bekend in Nederland. Het voornaamste verschil met de Japanse variant is dat de deelnemers vooral over de grond rollen en minder staand vechten. ‘Je gaat zo snel mogelijk voor de take down: de worp naar beneden. Ik ben alleen heel lui en doe meestal de guard.’ Terwijl ze op haar rug ligt, klemt daarbij ze de tegenstander tussen haar benen. Voor leken lijkt dat nadelig, maar het verkleint de winkansen allerminst, zegt ze. ‘Het is mijn favoriete positie.’

Gossen begon op haar elfde met Japans jiu-jitsu. ‘Ik had al allerlei sporten gehad, van basketbal tot ballet. Mijn moeder zei: “Nu ga je dit doen.” Ik vond er eerst helemaal niks aan, maar rond mijn vijftiende werd ik beter en werd het steeds leuker.’ Uiteindelijk mocht ze zelfs bij een Japanse school trainen, als tweede vrouw in 650 jaar. Alleen: door de zware trainingen merkte ze dat haar persoonlijkheid veranderde. ‘Ik moest mijn emoties uitschakelen. Het was lastig een goede balans te vinden tussen het vechten en het behouden van mijn vrouwelijkheid.’

Anderhalf jaar geleden maakte ze de overstap naar BJJ. ‘Bij sommige vechtsporten lopen veel bichy grieten rond. Dat is hier veel minder. En verder is er veel minder hiërarchie tussen leerling en trainer. Bij de Japanse school moest ik nog wel eens de gi van mijn docent wassen.’

Nu heeft ze nog de witte band, maar eind deze maand krijgt ze de blauwe. Net op tijd, want anders had ze in april niet mee mogen doen aan een belangrijk toernooi in Finland, waar tickets zijn te verdienen voor het WK in Brazilië. Hoe schat ze haar kansen in? Ze zucht diep. ‘Ik heb vaker tegen hogere categorieën gevochten. En van blauw heb ik zelfs al eens gewonnen. Ik ga gewoon heel hard trainen. Vandaag ben ik begonnen met diëten, want voor Finland moet ik nog vijf kilo afvallen. Ik mag maximaal 69 kilo wegen.’ Na de warming-up: ‘Er zijn dames waar je wel eens van verliest. Maar dan denk ik: de volgende keer bijt ik je nek af.’

Elke dag traint ze nu vier uur, terwijl ze ook nog de master journalistiek en nieuwe media volgt. ‘De combinatie is heel zwaar. Laatst hadden we multimediamaand, waarbij we veertig uur per week voor Leidsch Dagblad schreven. Daar ben ik voortijdig mee gestopt.’ Toch ziet ze uiteindelijk eerder een carrière in de journalistiek dan in de sport. ‘Met vechten valt niet veel te verdienen. Op dit moment ben ik ook een student zonder sponsor. Ik heb wel een personal trainer en een diëtiste, maar voor de rest moet ik alles zelf bekostigen.’ Maar aan de andere kant: ‘In 2016 wordt BJJ geïntroduceerd op de Olympische Spelen. Stel dat ik kan meedoen aan de Spelen van 2020, dan ben ik 31. Dat is een perfecte leeftijd, want als vechter piek je laat.’