Wetenschap
De Freddy Krueger-kikker
De Budgettkikker kan gemeen bijten, maar als kikkervisje is ‘ie nog stoerder. Zijn kannibalistische larven eten prooien die bijna even groot zijn als zijzelf.
Bart Braun
woensdag 30 januari 2013
© Wikimedia Commons

Vroeger, toen Zuid-Amerika nog gekoloniseerd was, gold de Gran Chaco als een aparte, Spaanse kolonie. Inmiddels is het laaglandgebied verdeeld over Paraguay, Argentinië en Bolivia. Het is er heet en droog, maar ’s zomers vormt de regen kleine poeltjes, die plaatselijk pozos worden genoemd. Als de warme zomerregen de pozos inloopt, woelt er vanuit de kleibodem iets raars omhoog. Een brede, platte kikker, die zichzelf opblaast en krakend piept als hij zich bedreigd voelt.

Lepidobatrachus laevis wordt maximaal tien centimeter lang. De kop beslaat ongeveer een derde van het lichaam, en heeft opvallend brede kaken. Daar bijt hij ook echt mee: het beestje is te koop als aquariumdier, maar geldt als een kikker voor gevorderde aquariumhouders omdat ze vrij agressief zijn en naar kunnen bijten. Als hij eenmaal vastheeft, laat ‘ie niet meer los, een eigenschap die het beest de bijnaam Freddy Krueger frog opleverde, naar de slechterik uit A Nightmare on Elm Street.

Vriendelijker kikkerfans duiden het beest aan als de Hippo frog, maar officieel draagt het dier de naam van zijn ontdekker, de Brit John Samuel Budgett. Zijn soortbeschrijving is naar de huidige maatstaven belachelijk summier: slechts twee alinea’s lang. Het zij hem vergeven: in dezelfde publicatie moest hij nog 23 andere kikkers behandelen, en hij was nog niet eens afgestudeerd.

‘Het is met grote spijt dat ik, voor nu althans, het werk in deze richting moet verlaten’, sloot Budgett zijn artikel in 1899 af. Hij betreurde het vooral dat hij nog niet goed naar de larven van zijn kikkers had kunnen kijken. Een biologencarrière vol expedities naar de tropen zorgde er vervolgens voor dat hij op zijn 31ste overleed aan malaria. Hij is nooit meer aan zijn eigen kikker toe gekomen. Zonde, want hoe maf de volwassen Budgettkikker ook is, zijn kikkervisjes zijn nog merkwaardiger. Net als hun ouders zijn ze plat en breed, zodat ze op kleine roggetjes lijken. Het is een van de weinige soorten ter wereld waarvan de kikkervisjes uitsluitend vlees eten.

In het vakblad Acta Zoologica verscheen deze maand een artikel van de Duitse biologe Janine Ziermann over de vleesetende kikkervisjes. Zij zit inmiddels in Amerika, maar schreef het tijdens haar gastverblijf aan de Universiteit Leiden. Dat betekende overigens geen extra werk voor de Leidse dierverzorgers: haar co-auteurs aan Harvard namen dat voor hun rekening.

Ziermanns onderzoek richt zich op de evolutie van kopspieren bij allerlei verschillende dieren, van muizen tot alligators tot Budgettkikkervisjes. ‘Om de evolutie te begrijpen, moet je eerst de ontwikkeling van organismen begrijpen. En om die ontwikkeling te kunnen bestuderen, moet je eerst de morfologie – hoe organismen er precies uitzien – begrijpen’, legt ze uit.

‘De eerste stap in het begrijpen van de evolutionaire processen die leiden tot veranderingen in kaakvorm is dus om de verschillen in morfologie in kaart te brengen.’

De larven van L. laevis eten soms insecten, maar meestal andere kikkervisjes. Ook hun eigen soortgenoten staan op het menu. Ze hebben geen tanden en kunnen dus geen stukjes losknagen; in plaats daarvan zetten ze hun bek helemaal open, zodat ze hun prooi in één keer naar binnen zuigen. Die prooi is vaak maar ietsje kleiner dan het kikkervisje zelf. ‘Megalofagie’ noemen biologen dat, letterlijk ‘reusachtig eten’. Als mens zou je in één hap een schaap moeten verslinden om de larfjes te evenaren.

Ziermanns artikel legt uit hoe de larfjes zijn aangepast aan hun dieet. ‘De kop is heel plat, en alle onderdelen ervan zijn lang en dun. Gecombineerd met de grote vrijheid die de kaken en de kieuwboog zorgt dat voor een grote zuigkracht. Soms zelfs iets te veel; als ze een te grote prooi niet uit kunnen spugen gaan ze dood.’

‘Als je ze vergelijkt met de larven van Nederlandse kikkers, dan zie die er heel anders uit’, vervolgt Ziermann. ‘Die schrapen letterlijk hun kostje bij elkaar, en hebben daarom een robuustere schedel met sterkere spieren eraan; ze moeten namelijk echt werken voor hun eten.’

Ziermann: ‘Het idee achter dit onderzoek is dat belangrijke evolutiemechanismen hetzelfde werken in verschillende dieren. Als je ze snapt in kikkers, en vervolgens de overeenkomstige spieren bij andere dieren zoekt, leid dat uiteindelijk tot een beter begrip van onze eigen evolutie, morfologie en ontwikkeling. Dat is op zijn beurt weer handig om te snappen wat er gebeurt als er iets misgaat bij die ontwikkeling. Uiteindelijk kan dat leiden tot betere behandelingen of preventie.’