Columns & opinie
Column: De Universiteit der Nederlanden
Geerten Waling
woensdag 30 januari 2013

Het eerste boek dat ik las toen ik in Leiden kwam werken was Onder professoren, van W.F. Hermans. Niet voor het recept van blanquette de volaille, maar vanwege de mooie introductie in de mores van de academia. Op elke universiteit loopt wel een Rufus Dingelam rond, de ingekakte, monomane wetenschapper die thuis niet begrepen wordt. Of erger nog: een Tamstra, Pap of Ongering, collega’s die Dingelam afgunstig bejegenen en opeens bij hem komen flemen als hij – ondanks zichzelf – een Nobelprijs wint.

Hermans schetst de sfeer op de Rijksuniversiteit Groningen en in het Project X- en professorendorp Haren zoals hij die hij in de jaren vijftig als lector zelf had opgesnoven: kneuterigheid, burgerlijkheid, jaloezie, maar ook inteelt en navelstaarderij.

Ik herinnerde me het boek vanwege het lokale karakter van de universiteit: het gaat om een klein reservaat waarin steeds dezelfde personages vele jaren van hun carrière slijten. De universiteit van vandaag lijkt veel opener, veel minder scherp geprofileerd.

Ooit liepen de verdelingen parallel aan verzuiling en ideologisering en wist iedereen waar hij aan toe was als hij ergens ging studeren of werken: de refo’s (en later de socialisten) zaten aan de VU, de katholieken in Nijmegen, de anarchisten aan de UvA, de oude liberalen in Leiden.

Maar tegenwoordig is het een rommeltje. Zo was mijn leermeester aan de UvA een gereformeerde die was weggekocht bij de VU, en zijn veel van mijn huidige collega’s Groningers met een rijke transfergeschiedenis. Daarnaast woont het gros van de werknemers niet in Leiden, en werkt menig postdoc of docent op twee universiteiten tegelijk. Van een eigen stedelijke of universitaire identiteit is dus veel minder sprake.

Dat wordt nog versterkt door de vele buitenlandse studenten en wetenschappers. Hele universiteiten (zoals ‘Maastricht University’) drijven erop. Leiden is er een internationale stad door geworden. Het is verbazingwekkend dat Mare nog niet is overgestapt op het Engels (of nou ja, Dunglish).

Universiteiten lijken op de omroepen in Hilversum: een dure herinnering aan een allang achterhaalde maatschappelijke orde. Rens Bod, hoogleraar aan de UvA op het fascinerende snijvlak van computernerds en boekenwurmen, pleitte daarom onlangs voor een ‘Universiteit der Nederlanden’. Daarin zouden de zeven klassieke universiteiten moeten opgaan. Er blijven zeven campussen over, elk met zijn eigen specialiteiten. Ons land, zo was zijn gedachte, is veel te klein voor die malle interne verdeling, de ware concurrentie is internationaal. Een funky idee, dat zeker voor kleinere studies een redding kan betekenen. Maar de gedachte dat concurrentie op nationaal vlak overbodig of nutteloos is, verdient toch wat scepsis.

Allereerst omdat de internationale concurrentie op het gebied van studies als Middelnederlands, Vaderlandse Geschiedenis of Nederlands Fiscaal Recht nogal te wensen overlaat. Maar ook is een fusie van Nederlandse universiteiten een wel heel drastische oplossing voor een probleem dat we zelf gecreëerd hebben.

Dat probleem is dat een baan op de universiteit net zo inwisselbaar en opportunistisch is geworden als een contract in het profvoetbal. De wetenschap heeft een structuurverandering ondergaan waarin vaste aanstellingen verdwijnen en worden vervangen met promotie- en postdoc-onderzoek. Jonge onderzoekers strijden om korte-termijnbanen en -beurzen, hoogleraren mogen blij zijn met een bijzondere leerstoel van een half dagje per week. Zo is een systeem ontstaan waarin academici als nomaden het land door trekken op de cadans van de wetenschappelijke conjunctuur.

De facto is er dus al een Universiteit der Nederlanden. Met de gecentraliseerde coördinatie van instellingen als NWO, dat wikt en beschikt over geldverdeling, onderwerpkeuze en valorisatie, wordt al afbreuk gedaan aan de universiteit als karaktervolle gemeenschap. Minder dan vroeger is zij gebonden aan een stad, ervaren haar werknemers en studenten een gemeenschapszin en heeft zij een automatische profilering op basis van een wetenschapstraditie. In plaats daarvan: megalomane fusieplannen, kinderlijke omgangsregels en kunstmatige ‘profileringsgebieden’. Het schrikbeeld uit Onder professoren hebben we gelukkig achter ons gelaten, maar een nationale mega-uni is een onbesuisde vlucht naar voren.