Studentenleven
De G spel je alsof je een shotglaasje pakt
Petra Meijer
woensdag 12 december 2012

‘In eerste instantie leerde ik Amerikaanse gebarentaal’, vertelt Jamie Knecht (23, afgestudeerd criminologe). ‘Het leek me leuk om gebarenworkshops te geven, maar ik wist niet zo goed hoe ik dat aan moest pakken. Ik hoorde van vrienden dat Nina ook gebarentaal kan. Ik kende haar al via Ekklesia, maar wist toen nog niet dat zij slechthorend is. Ze kan uitstekend liplezen.’

Samen met Nina Kortekaas (24, kunstzinnige therapie) zit Knecht in het pand van Ekklesia op Rapenburg 100 aan de grote tafel snel wat lasagne te eten, voordat de workshop gebarentaal begint. Als ze praat bewegen haar handen automatisch mee, om het Kortekaas wat makkelijker te maken. ‘Zonder gebaren kan ik gewoon liplezen, maar daarvoor moet je je goed concentreren, dus het is erg vermoeiend.’

Kortekaas is haar hele leven al slechthorend. Pas toen ze naar een speciale middelbare school ging, leerde ze gebarentaal. Ze stopte toen ook een tijd lang met praten. ‘Ik had eindelijk het gevoel dat ik ergens bij hoorde, en vond praten onnodig. Daar waren mijn ouders het natuurlijk niet mee eens.’

Al snel verschijnen de eerste geïnteresseerden. Irene Kamphuis (20, psychologie) bijvoorbeeld, is met haar moeder langsgekomen omdat een meisje uit haar werkgroep altijd een gebarentolk bij zich heeft en ze de gebaren graag beter zou begrijpen. Hugo Nieuwpoort (21) en Joyce Halverhout (20) op hun beurt volgen in Utrecht zelf de opleiding tot tolk Nederlandse gebarentaal. Knecht en Kortekaas starten in februari of maart met een driedelige workshop. Deze avond is een voorproefje.

‘Nederlandse gebarentaal is een echte taal, het is niet zo dat we maar wat met onze handen wapperen’, legt Knecht uit. ‘Het heeft een eigen grammatica en een eigen woordvolgorde die verschilt van het Nederlands. In verschillende landen bestaan verschillende gebarentalen, en er zijn zelfs dialecten.’

De deelnemers krijgen een blaadje met daarop de letters van het alfabet. ‘Het alfabet gebruiken we als we onze naam spellen, of onze woonplaats. De meeste woonplaatsen hebben ook een eigen gebaar. Voor Amsterdam maak je bijvoorbeeld drie keer een kruisje, en voor Leiden doe je alsof je een sleutel omdraait, omdat het de sleutelstad is’, vertelt Kortekaas. Zelf komt ze oorspronkelijk uit Hippolytushoef, waar geen apart gebaar voor is. ‘Om het mezelf makkelijk te maken zeg ik altijd maar: uit de buurt van Den Helder.’

Nadat de groep het alfabet heeft doorgenomen, moet iedereen individueel zijn of haar naam spellen. Het spellen gaat aardig, maar om de letters die anderen maken te herkennen wordt veelvuldig op het blaadje gespiekt. Alleen de ‘G’ van Hugo wordt snel herkend. ‘Dat is die ene die lijkt alsof je een shotglaasje oppakt.’

Tijdens de workshop wordt er ook aandacht besteed aan dovencultuur en eigen gebruiken. Zo stampen doven en slechthorenden op de grond als ze iemands aandacht willen, omdat ze de trillingen voelen. ‘Of zoals jullie op een glas tikken als iemand wat wil zeggen voor een groep, zo knipperen wij met de lichten’, vertelt Jan Plas. De workshop gaat langzaam over in het maandelijks georganiseerde gebarencafé waar iedereen de net geleerde gebaren in praktijk kan brengen.