Als Quint van het eerste uur voel ik mij geroepen om tegenwicht te geven aan de reactie van Onno Innemee op de schorsing van Sjap voor het streakincident.
Ontgroenen werkt. Daarover zijn we het denk ik snel eens. Nieuwe leden met elkaar iets bijzonders laten beleven schept een band. Zoveel is zeker. Onder discours staat of die beleving alleen effectief is als het een gênante/negatieve/pijnlijke/vermoeiende ervaring betreft. Ook is het de vraag hoe er ingegrepen moet worden als er ouderejaars over de schreef gaan.
Ontgroening bestaat in vier soorten die ik voor het gemak onderscheid met vier kleuren. De groene ontgroening waarbij beide partijen (zowel degene die al lid zijn van de groep als de nieuwelingen) in een vreemde situatie komen tijdens de kennismaking. Voorbeeld: hospitanten worden geacht zich aan te passen aan de kleding van de huisgenoten tijdens het hospiteren waarbij beiden in bijvoorbeeld toga verschijnen. Dit moet kunnen.
De oranje ontgroening is ontgroening waarbij er op een speelse manier gebruik gemaakt wordt van de ongelijkheid. In dit voorbeeld: de kamerzoekers worden in toga verwacht terwijl de huisgenoten in hun gewone kleding de hospitanten ontvangen. Velen zullen het met mij eens zij dat dit moet kunnen mits het redelijk blijft en verschil niet gebruikt wordt om de nieuwelingen te vernederen of te beschadigen.
Bij de rode ontgroening wordt de nieuweling tot iets gepusht waar hij/zij op dat moment last van heeft en mogelijk risico loopt.
Bij de zwarte ontgroening is er zelfs blijvende schade.
Iedereen is het over eens dat zwarte ontgroening altijd en overal verboden moet zijn. Het is mij eerder opgevallen dat dat voor rode ontgroening niet zo is. Er zijn mensen die vinden dat dat kan. Persoonlijk ben ik het daar mee oneens. In de in beginjaren van Quintus was rode ontgroening niet aan de orde. We zochten het in groene en oranje ontgroening.
Het voorgaande betreft de schade die aangedaan wordt aan de nieuwelingen binnen een groep. Een tweede aspect is de schade die gelden wordt waar de groep weer deel van maakt. In dit geval Quintus en de Universiteit.
Uit de reactie van Mevrouw Merckx blijkt dat de universiteit terecht deze ongelukkige besmetting van het blazoen niet wil en kan tolereren. Onno Innemee ergert zich er logischerwijs niet aan. Een Leidse cabaretier is wel meer gewend. Maar helder is dat de nietsvermoedende bezoeker van de Haarlemmerstraat niet zit te wachten op en dergelijke confrontatie. Terecht dus dat de universiteit en Quintus aan de bel trekken. De opgelegde strafmaat is mogelijk wat heftig. Maar dat er een duidelijk signaal moet worden gegeven dat er een grens is overschreden lijkt mij terecht.
Peter Duijvestein
Directeur Leiden Communicatiestad
Quintus-lid vanaf de oprichting tot 1985