Columns & opinie
'Er zijn trucjes voor'
De scriptie is voor de meesten het sluitstuk van hun academische vorming. Voor hoogleraren was het slechts een opstapje. Wat maakt het verschil? In deze reeks praat Mare met prominente wetenschappers over hun scriptietijd. ‘Het moest af’, zegt Petra Sijpesteijn, hoogleraar arabistiek. ‘Dan maar niet onder ideale omstandigheden
Thomas Blondeau
woensdag 31 oktober 2012

U schreef twee scripties, een bij geschiedenis, de ander bij Arabisch. Weet u uw cijfers nog?

'Goh, niet precies. Arabisch was een 8 of 8,5; geschiedenis was niet zo goed, een 7,5 geloof ik. Maar ik weet nog dat mijn begeleider bij geschiedenis de hoop uitdrukte dat ik een publicatie zou maken van mijn afstudeerproject. Dat is toch een teken dat het behoorlijk was. Daarna werd ik ook geselecteerd voor een beursprogramma van de vakgroep om een master te halen aan deAmerikaanse universiteit Cornell.

'Ik denk dat de hoge cijfers van nu een beetje aan inflatie onderhevig zijn. Bij de laatste diploma-uitreiking waar ik bij aanwezig was, zei de voorzitter van de examencommissie - ook een hoogleraar - dat alle cijfers hoger waren dan wat hij ooit voor zijn scriptie had gekregen.'

U schrok niet van die 7,5?

'Nee, helemaal niet. Bovendien stierf mijn vader in die tijd dat ik aan die scriptie werkte. Omdat het een literatuuroverzicht was, dreigde het gevaar dat ik er steeds maar meer materiaal bij zou betrekken. Ik verzoop in alle informatie. Het was een worsteling. Door het overlijden, moest ik doorbijten. Het zorgde ervoor dat ik tegen mezelf zei: "Kom, dit moet af. Dan maar niet onder ideale omstandigheden".'

Kwam die publicatie er?

'Niet in een wetenschappelijke publicatie, wel in het tijdschrift van de Leidse geschiedenisvakgroep. Hoewel... binnenkort publiceer ik een boek en in de inleiding komen de methodologische kwesties van mijn scriptie ook aan de orde.

'Ik keek naar de overgang van de Oudheid naar de Middeleeuwen, maar dan niet in Europa zoals gebruikelijk was maar in het Midden-Oosten. Het onderwerp en de focus waren vernieuwend; ik kon informatie van geschiedenis en arabistiek met elkaar combineren. Dat waren vakgebieden die vroeger niet zo veel contact met elkaar hadden.

'Ik keek naar het succes van de Arabische veroveringen van de Syrische provincie van het Romeinse rijk in de zevende eeuw. De traditionele verklaring was dat het slecht ging met het Byzantijnse rijk en dat moslims het zo konden innemen. De Arabische bronnen benadrukken hoe geweldig sterk de Arabieren waren, vooral gedreven door de islam natuurlijk, waardoor ze het rijk konden verslaan.

'Kort door de bocht: de vroegere historici gaven de Arabieren gewoon te weinig credit. Maar Arabieren versimpelden de zaak ook. Beide kanten keken te veel vanuit hun eigen historiografische traditie. Ik pleitte ervoor die te combineren. En dat ben ik in mijn werk blijven doen. Evenals het toepassen van inzichten uit de geschiedenis als discipline op de vroege islam.'

Uw tweede scriptie schreef u vast een stuk vlotter.

'Ja, absoluut, ik zorgde dat ik meteen een duidelijke onderzoeksvraag had en dat ik alleen informatie opzocht die betrekking had op die vraag. Alles wat daar buiten viel, stopte ik in een potje voor later.

'Dat is ook meteen de tip die ik kan meegeven aan studenten die nu aan hun scriptie werken. Stel een duidelijke vraag en houd het beperkt. Wat interessant is maar niet ter zake doet, streep je weg. Het schrijven van een goede scriptie berust op die technieken. Er zijn gewoon trucjes voor.

'Bovendien was mijn tweede scriptie duidelijk afgebakend. Er waren zoveel brieven die vertaald en becommentarieerd moesten worden. En dat was het dan.'

Beschouwde u uzelf als een goede student?

'Ja, in de zin dat ik altijd extra dingen deed. In de zomer van mijn tweede jaar werd ik opgebeld door de hoogleraar om binnen drie weken naar Jeruzalem te gaan om daar in een manuscriptenbibliotheek te werken. Dat vond ik wel leuk. Ze vroegen me natuurlijk niet voor niets. Ik heb ook een jaar aan de universiteit van Damascus gestudeerd. Er bleek een uitwisselingsprogramma te bestaan waarvan niemand ooit gebruik had gemaakt. Daar een stage op de ambassade gedaan, ook als journalist gewerkt...

'Extra colleges, extra lezingen, ik vond het vanzelfsprekend en leuk om daar naar toe te gaan. Maar ik was wel een eigenwijze student. Ik heb ooit een open brief ingestuurd naar een nieuwsbrief over hoe een tentamen beter mondeling kon worden afgenomen.'

U moet als student heel zelfverzekerd zijn geweest.

'Nou... het is niet omdat je plannen maakt, dat je weet hoe het gaat aflopen. Ik deed veel, maar hoe het allemaal zou uitpakken, ja daar twijfelde ik wel eens aan. Maar vooruit, nu ik eraan denk, misschien was ik wel meer zelfverzekerd dan de gemiddelde student.

'Meer doen dan strikt noodzakelijk is, heeft er altijd al in gezeten. Nu combineer ik een hoogleraarschap en een gezin. Maar ik ga ook naar congressen en organiseer bijeenkomsten. Ik vind het een must om internationaal bezig te zijn. Als je dit soort werk doet, hoort dat erbij.'

Had u als student verwacht dat de islam nu niet van de buis is weg te slaan?

'Nee, zeker niet. Zoals alle studenten Arabisch ben ik een fase doorgegaan dat ik me alleen met de moderne, politieke problemen van het Midden-Oosten wilde bezighouden. Dat had ik met de Palestijnse kwestie na mijn tijd in Jeruzalem. Nu is dat natuurlijk anders omdat ik me vooral met de middeleeuwse periode bezighoud. Maar inderdaad, van kranten tot feestjes heb ik er mee te maken.'

Nu begeleidt u zelf studenten bij hun scriptie. Soms zijn dat gelovige moslims. Geeft dat soms frictie?

'Frictie niet. Maar op onze opleiding worden ze vaak geconfronteerd met een ander beeld van het ontstaan van de islam dan dat ze van thuis hebben meegekregen. Ieder jaar wil een islamitisch meisje wel haar scriptie schrijven over de hoofddoek, omdat ze wil uitzoeken hoe het nu echt zit. En dat terwijl het toch echt moeilijk wordt om daar wat nieuws over te melden.'

Lang studeren wordt steeds moeilijker gemaakt. Vreest u voor de verdieping?

'Natuurlijk. Nu moet de verdieping in de master komen, straks moet het in de PhD-fase komen. Een collega uit Utrecht zei onlangs dat je blij mag zijn als een dissertatie het niveau haalt van een goede doctoraalscriptie van vroeger. De verwachtingspatronen veranderen.

'Maar er komen ook andere dingen voor terug en je moet je afvragen waar de maatschappij behoefte aan heeft. We hebben nu twintig studenten die in het tweede jaar doorgaan met Arabisch. Hoeveel meer moeten er middeleeuwse poëzie kunnen vertalen? Is het niet belangrijker dat er meer mensen komen die wat afweten van het huidige Midden-Oosten. Wie meer wil, zal – zoals ik zelf ook gedaan heb – zelf extra activiteiten moeten gaan ontplooien.'

Wie is ze?

Petra Sijpesteijn (1971) is behalve hoogleraar Arabische taal en cultuur ook een van de zes Arabische papyrologen ter wereld. In 1996 studeerde ze af bij geschiedenis met de scriptie Crisis, continuïteit of een keerpunt? Syrische steden in het Byzantijnse en Islamitische rijk (6e en 7e eeuw). Een jaar later haalt ze ook haar mastertitel in arabistiek met Scribbles from the past, een catalogus van Arabische brieven geschreven op papyrus die in de UB-collectie liggen. Na een jaar in Cornell gestudeerd te hebben, volgden een mastertitel en een promotie (2004) in Princeton. Ze ontving verschillende onderzoekssubsidies, waaronder 1 miljoen euro van het European Research Council. Ze woont en werkt in Leiden.