Columns & opinie
Opinie: Betutteling is soms nodig
Het verplichte studieplan waarin alle tweede en derdejaars hun carrière moeten uitstippelen hoeft niet kinderachtig en beledigend te zijn, betoogt Hester Minnema. Maar het had alleen moeten worden ingevoerd voor studenten die er baat bij hebben.
woensdag 10 oktober 2012

'Stop de betutteling', schrijft geschiedenisstudent Arnout le Clercq in Mare 4 (27 september) - een mooie titel en mij uit het hart gegrepen. Met de opkomst van het invoelend ouderschap en mentorschap, is de minstens even belangrijke pijler van de ontwikkeling van jonge mensen, namelijk het aankweken van gevoel voor eigen verantwoordelijkheid en doorzettingsvermogen, steeds vaker kind van de rekening geworden. Begripvol zijn zonder eisen te stellen is niet vormend, maar gemakzuchtig.

In dat opzicht zijn Arnout le Clercq en ik het wel met elkaar eens. Over de vraag hoe je verantwoordelijkheid en doorzettingsvermogen kweekt en over de zin en onzin van een studieplan voor (rechten)studenten lopen onze meningen uiteen.

De vrijheid die Le Clercq propageert, is een vrijheid die de meeste mensen in hun latere leven nooit meer zullen tegenkomen. Het is de vrijheid om, zonder dat iemand weet wat je doet, waarom je het doet en hoe je het doet, maar aan te modderen en vast te lopen in je eigen zwakheden. Het veronderstelt discipline, zelfvertrouwen en doelgerichtheid die veel studenten (nog) niet hebben en die veel afgestudeerden ook helaas nooit zullen krijgen.

Dat maakt hen echter niet waardeloos voor de samenleving of incapabel voor het afronden van een academische studie. Misschien wel ongeschikt voor een loopbaan in de wetenschap, maar de universiteit leidt minstens evenveel mensen op die niet in de wetenschap terecht komen.

De meeste mensen zullen na hun studie in groepsverband aan een eindproduct werken: slechts weinigen van ons hebben zoveel in huis dat ze totaal geen druk van buitenaf nodig hebben. Waar middelbare scholieren ouders hebben en docenten naaste collega's en leidinggevenden die hen aan deadlines houden en zich medeverantwoordelijk voelen voor de kwaliteit van hun werk, moet de 18-, 19-, 20- jarige rechtenstudent het zelf maar uitzoeken.

Gevoel voor verantwoordelijkheid kweken bij jongeren gaat niet met de afstandsbediening en zonder tijd en aandacht in ze te steken. Eigen verantwoordelijkheid leer je door op je bek te gaan, maar ook door vervolgens zelf de scherven op te rapen: 's avonds een vent, 's ochtends een vent. Tot voor kort duurde het wel heel erg lang voordat de ongerichte en ongemotiveerde student de consequenties van zijn studiegedrag aan den lijve ondervond, met alle gevolgen voor zijn latere loopbaankansen.

Inderdaad zou het fundamenteel verkeerd en onrealistisch zijn als we de organisatie zo proberen in te richten dat studenten niet meer de fout in gaan of dingen uit kunnen proberen. Maar om te blijven bij het voorbeeld dat Le Clercq van zichzelf beschrijft, willen we wel graag af van de goh-lijkt-me-wel-interessant-houding bij het maken van keuzes. Zeker wanneer je je al eerder vergist hebt. Door van studenten die traag studeren te verwachten dat ze een half jaar vooruit plannen, spreekt de universiteit hen juist aan op hun verantwoordelijkheid om niet lichtvaardig om te gaan met het privilege dat studeren uiteindelijk is en hun opleiding serieus te nemen.

Tegen die achtergrond is het studieplan niet minder, maar ook niet meer dan een manier om studenten verantwoordelijk te maken voor het goed nadenken over hun eigen keuzes en niet zomaar wat te doen. Dat ze vervolgens toch de fout ingaan hoort bij het leven. En juist daarom hebben onze studieadviseurs meermalen bestuurders gewaarschuwd voor overspannen verwachtingen van het studieplan met betrekking tot het verhogen van rendementen. Die rendementen zouden ook niet de hoofdreden moeten zijn voor de verplichte studieplannen. Veel belangrijker is dat de universiteit uitstraalt dat het vanzelfsprekend is dat je als student een paar keer per jaar de stand (of schade) opneemt en daar consequenties aan verbindt, maar ook dat de opleidingen zich mede verantwoordelijk voelen voor het signaleren en bijsturen wanneer iemand uit de bocht vliegt.

Lastig in de discussie is natuurlijk dat iedere student, maar ook iedere opleiding anders is. Ook bij ons zijn er groepen studenten voor wie de planning en voortgang van hun studie zo vanzelfsprekend is, dat zij een verplichting tot het maken van een studieplan als kinderachtig en beledigend ervaren. Om die reden heeft onze faculteit tot op heden het verplichte studieplan alleen ingevoerd voor studenten die aan het eind van het eerste jaar 45 punten of minder hebben behaald. Zij worden in het tweede jaar twee keer opgeroepen een planning te maken (zelf, en niet zoals gesuggereerd door Le Clercq aan de tafel met de studieadviseur) en die te bespreken.

De anderen krijgen een rapportage van hun behaalde punten met daarbij een kwalificatie (Zeer goed, Goed op weg, Twijfelachtig, Slecht, Zeer slecht). Per kwalificatie wordt aangegeven wat de gevolgen daarvan zijn. Studenten die in het eerste jaar goed zijn begonnen, maar na het derde semester ernstig zijn teruggevallen krijgen in januari ook een oproep. Aan het eind van het tweede jaar zijn er dan per cohort ruim 200 studenten op gesprek geweest. Studenten ontvangen vanaf het derde jaar ieder semester een rapportage over hun punten met de bijbehorende kwalificatie en eventueel een oproep voor een gesprek met de studieadviseur.

De faculteit Rechtsgeleerdheid is overigens niet de enige faculteit die sinds 2010 werkt met studieplannen. Het besluit tot invoeren van het studieplan is drie jaar geleden door het college van bestuur genomen naar aanleiding van een advies van de universitaire stuurgroep Studiesucces, waarna er bij meerdere opleidingen proefprojecten zijn gestart.

Tot mijn grote spijt en die van onze studieadviseurs heeft het college ervoor gekozen om verplicht te stellen dat álle studenten, ongeacht hun prestaties, door de hele studie ieder semester een plan moeten inleveren.

In deze drang naar uniformering gaat het college voorbij aan de grote verschillen in studenten, maar ook aan de grote verschillen tussen opleidingen voor wat betreft inhoud, contacturen, financiering, zelfstudie, massaliteit en binding. En al onderschrijf ik geheel dat logistieke problemen niet de discussie moeten domineren, het bezorgt mij wel slapeloze nachten hoe we dit gaan organiseren, zonder dat de kwaliteit van onze opleidingen en organisatie ernstig in het gedrang komen.

Een grote vraag daarbij is hoe het college van bestuur denkt dat wij de stijgende studentenaantallen, stapeling van regelingen en meer maatwerk voor de student op gaan vangen zonder uitbreiding van het ondersteunend personeel en zaalcapaciteit, maar met behoud van onze hoge posities in de Elsevier-enquête.

Hester Minnema is onderwijsmanager bij de Faculteit der Rechten 

‘Studieplan is onacademisch’

Volgend academiejaar moeten alle tweede- en derdejaars bachelorstudenten een studieplan indienen waarin alle vakken, tentamens en scripties per semester of jaar worden vastgelegd. Onder de kop ‘Stop de betutteling’ keerde geschiedenisstudent Arnout le Clercq zich twee weken geleden in Mare tegen de invoering van het studieplan. Volgens hem is de maatregel ‘onacademisch en bovendien onsierlijk voor een universiteit’. Citaat: ‘Wanneer de universiteit moet kiezen tussen de rol van betuttelend orgaan dat studenten dwingt zich te conformeren aan een maatregel waarbij ze een opleiding schept die meer wegheeft van de middelbare school of het hbo dan wenselijk is, of een rol waarin ze een streng doch rechtvaardig klimaat schept waar weliswaar mensen languit gaan maar ook weer opstaan en karakter kweken, dan lijkt mij de keuze niet heel moeilijk.’