‘Tijdens mijn leven heb ik de continue erosie van de vrijheid van het kind gezien, gekoppeld aan een gigantische toename van jeugdobesitas, angst, depressie en zelfmoord. We hebben het leven van een kind uit de sfeer genomen van wat biologisch acceptabel is en een fysisch en mentaal ziektebeeld gecreëerd.’
De taal is die van een zelfbenoemde hippie, Peter Gray’s uiterlijk is dat van een zachtaardige psychologiehoogleraar met emeritaat. Zijn vrouw (tulband, arts) blijft het hele interview glimlachend en instemmend aan zijn zijde zitten. Gray is in Nederland op verzoek van de Leidse psychologievereniging Labyrint die deze week haar 65-jarig bestaan viert. Hij gaf een lezing tijdens hun feestweek.
Studenten in de sociale wetenschappen zullen zijn naam herinneren uit hun propedeuse. Gray schreef het boek Psychology, een uitgebreide maar vlot leesbare kennismaking met de geschiedenis en verschillende theorieën van deze wetenschap. Het boek is nu aan zijn zesde editie toe. Met een kleine honderdduizend verkochte exemplaren per editie, vertalingen niet incluis, en het gebruikelijke doorverkopen, kunnen we spreken van een miljoenenpubliek. ‘En dan hebben we het nog niet over de docenten die het zelf gebruiken maar niet op de leeslijst zetten. Dat frustreert me zeer’, voegt hij er zachtjes aan toe.
Simpelweg het gebrek aan zo’n boek deed het hem schrijven. ‘Toen ik psychologie studeerde in de sixties was het een heel nauw vak, sterk onder de invloed van de behaviorist B.F. Skinner. Dus veel proefjes met ratten en duiven die op hendeltjes moesten duwen om stimulus en respons vast te stellen. Dat vond ik interessant maar toch wat beperkt. Daarom ben ik ook biologie erbij gaan studeren, met name om de evolutionaire kant ervan te leren kennen. Toen ik later zelf college ging geven, was ik niet tevreden met de boeken die voorhanden waren. Ik wilde een breder werk. Ik vond het niet, dus ik besloot het zelf te schrijven.’
Het kostte hem iets meer werk – ‘It became a major part of my career’ – dan verwacht maar het succes ervan gaf hem de vrijheid om zich meer op zijn onderzoek naar ontwikkeling en spel te richten. En zoals uit het begincitaat blijkt; er is volgens Gray werk aan de winkel. Nu hij toch – voor het eerst – in Nederland was, geeft hij ook een lezing in De Kampanje Sudburyschool in Amersfoort. Van dit schooltype zijn er een veertigtal wereldwijd en hun aanpak is geënt op de Sudbury Valley School in Massachuttes. Gray stuurde zijn zoon ernaar toe.
‘Het verschil met andere scholen is gigantisch. De Amerikaanse Sudbury Valley bestaat nu al zo’n 44 jaar. Er gaan leerlingen naar toe van 4 tot 18. De basis is dat je vrij bent om je eigen interesse te volgen. Er is een democratisch bestuur waarbij iedereen, ook de vierjarige scholier of het zestigjarige bestuurslid, een stem heeft. Alle beleid, tot aan het aannemen en ontslaan van personeel toe, wordt door iedereen gecreëerd. Het personeel heeft telkens maar een jaarcontract en het verlengen daarvan gebeurt op basis van stemming door de leerlingen. Als je iets fout doet zoals je speelgoed niet opruimen of luidruchtig zijn in een stille ruimte, wordt de scholier voor een rechtspraakcommissie gebracht. Vaak op aandragen van een medescholier. Die commissie is representatief samengesteld op basis van de schoolbevolking. Dus ook een klein kind en een personeelslid. En iedereen is vrij en verantwoordelijk voor zijn eigen ontwikkeling. Zelfs vergeleken met Steiner- of Montessorischolen is het er veel minder rigide. Er is wel genoeg materiaal te vinden: boeken, computers, kook- of fotografiemateriaal, adequate leerkrachten, noem maar op.’
En dat leidt niet tot chaos? ‘Op het eerste zicht krijg je precies wat je verwacht als je mensen vrij laat. Ze hangen een beetje rond, kletsen met elkaar of zijn aan het spelen. En toch leren ze. Ik was zeer geïnteresseerd en ook beetje bezorgd hoe het verliep met de afgestudeerden, omdat mijn zoon daar natuurlijk zat. Ik heb onderzoek daarover gepubliceerd in de American Journal of Education. De resultaten hebben me gerustgesteld. Als ze klaar zijn, gaan ze verschillende kanten in het leven op. Sommigen gaan werken, anderen gaan naar de universiteit. Ze worden arts, advocaat, wetenschapper, kok, kunstenaar, alles wat een maatschappij belangrijk vindt. Wat dat betreft, doen ze niet onder voor een andere school.’
Maar dan maakt het vast uit wat voor achtergrond de ouders hebben. ‘Valt mee. Deze school is in een suburb gevestigd dus echt arme gezinnen zijn er niet om hun kinderen naar toe te sturen. Het is nog niet experimenteel onderzocht. Maar er zitten wel degelijk arbeidersfamilies bij of ouders die niet hebben doorgeleerd. Ik ben ervan overtuigd dat een arme achtergrond niet zou uitmaken. Want het personeel daar is het equivalent van een intellectueel rijke familie. De onderwijzers zijn als je ooms en tantes daar en leerlingen als neven en nichten.’
Dit jaar verschijnt zijn boek Free to learn, gebaseerd op de blog die hij schrijft voor Psychology Today. Daarin verdedigt hij met wetenschappelijk onderzoek standpunten die sommige ouders misschien wat bevreemdend in de oren klinken. Videospelletjes zijn niet des duivels, scholen zijn maar al te vaak een gevangenis en laat je kinderen buiten spelen in plaats van ze naar een sportclub te sturen.
Werkelijk, professor Gray, was school zoveel beter in de jaren vijftig? ‘Absoluut. Ik spreek nu over scholen in de Verenigde Staten, ik ken de Nederlandse situatie niet. Mijn generatie had veel meer vrijheid toen we opgroeiden. Er werd niet voortdurend op kinderen gelet. Ook niet na school, ook niet tijdens de zomervakanties. We speelden met verschillende leeftijdsgroepen samen. We volgden onze eigen interesses, zo kregen wij onze ontwikkeling. Een schooldag duurde zes uur, slechts vier uur daarvan waren binnenskamers. Er was nauwelijks huiswerk, zelfs op de middelbare school. Zelfs de punten waren minder belangrijk voor onze ouders. Maar over de jaren is het aantal school- en huiswerkuren maar toegenomen. De vrijheid van de leraren is afgenomen omdat ze worden beoordeeld op basis van de cijfers van hun studenten. Tegelijk zijn ouders steeds banger geworden. Bang dat hun kinderen worden aangerand, seksueel worden misbruikt, met drugs in aanraking komen… Terwijl die zaken uiterst zeldzaam zijn. Ouders denken nu ook steeds maar dat kinderen hun tijd verliezen als ze samen spelen. Dus moeten ze aan allerlei formele activiteiten zoals jeugdcompetities deelnemen.’
Gray koppelt dit rechtstreeks aan de toename van mentale ziektes zoals angst en ADHD. ‘Het is heus niet zo dat we het nu beter signaleren. Er wordt al decennia met dezelfde gestandaardiseerde vragenlijsten gewerkt. En daar zie je dat angststoornissen en depressie vijf tot acht keer zo veel voorkomen. Kinderen van nu zien zichzelf veel minder in staat tot het veranderen van hun eigen leven dan vroeger. Dat is een toestand waarin mensen veel vatbaarder worden voor negatieve gevoelens. Dat heeft te maken met hun afname van vrijheid, met het vermogen hun eigen beslissingen te nemen. En zo valt gedeeltelijk de ADHD-epidemie te verklaren die nu in de VS heerst. Kinderen hebben niet meer genoeg de mogelijkheid om te leren zelf hun impulsen onder controle te krijgen.’
Is hij een pessimist? ‘Nee hoor, je merkt dat ouders zich hier bewust van worden. Ouders en grootouders beginnen het verschil te zien met hun eigen jeugd. Ze kijken hoe ze hun buurten geschikt kunnen maken om meer buitenspel mogelijk te maken. Ik word vaak gevraagd om te komen praten over het belang van spelen. Scholen zijn er nog niet achter, maar dingen zijn aan het veranderen. There is hope.’
Peter Gray’s blog staat hier