‘Waarom word ik honderd en is mijn broer zo vroeg gestorven?’ Het is een vraag die Marien de Jonge zich hardop afvroeg bij zijn eigen eeuwwisseling. Wat geef je een honderdjarige voor zijn verjaardag? ‘Als iedereen met een fles wijn komt, heb ik tot mijn 103e een delirium.’ Zijn kinderen zetten daarom een actie op touw om een lang gekoesterd verlangen te realiseren: een gedenkplaats voor de in het verzet omgekomen Ernst de Jonge.
Mariens zoon, Jan-Maurits, licht toe: ‘Er wordt in de familie vaak over Ernst gesproken. Niet op een tragische manier; juist de bewondering voor zijn vele talenten en de mooie anekdotes uit zijn jeugd en studententijd komen dan naar boven.’
Uit een verhaal uit zijn tijd op de opleiding voor reserveofficieren van de bereden artillerie, blijkt het ongezeglijke karakter van De Jonge. ‘Hij had de reputatie de meest gestrafte cadet in de geschiedenis van de krijgsmacht te zijn. De verhalen bereikten zelfs de top van het leger, hetgeen leidde tot een boze brief van hogerhand met de vraag waarom deze lastpak nog niet de dienst was uitgestuurd. De commandant van de opleiding antwoordde: “Het is een wilde jongen, maar als het vaderland ooit in de oorlog is, zal hij van grote waarde zijn.” Het bleken profetische woorden.
Jeugdvriend Karel Hardeman (1914-2010), die samen met De Jonge in Indië was opgegroeid, trof zijn oude makker weer in Leiden. Hardeman zou eind vorige eeuw nog een boek met herinneringen aan De Jonge publiceren.
Samen roeiden ze voor Njord, in een verscheidenheid aan ploegen, waaronder de jonge 4, de jonge 8 en de oude vier. Varsity-blik zat er helaas nooit in, olympische deelname echter wel. Van ondergeschikt belang natuurlijk – de Spelen kwamen lastig uit in verband met de planning van groentijd en het bestuurswerk, maar de heren verdedigden hun deelname door te stellen dat het een mooie oefening was voor de heilige Varsity.
Tegen de achtergrond van een door en door genazificeerd Berlijn – tot groot afgrijzen van de vrijheidsminnende De Jonge en de christelijke Hardeman – weren de studenten zich kranig. Voor roeiersbegrippen zijn De Jonge en Hardeman aan de kleine kant, respectievelijk 69 en 71 kilo – lichte pikken, in huidige termen. De tegenstanders zijn volgens Hardeman ‘reuzen van sleurbeesten met woeste oerkrachten’ en de boot is een oude, logge getrouwe van Njord, de Dutry – geen vergelijk met het moderne materiaal waar de andere landen mee roeien. Tot overmaat van ramp wordt er ook nog eens zwaar geloot. De olympische droom strandt in de halve finale. Het Duitse avontuur is nog niet ten einde: er volgt een wilde nacht vol bier, confrontaties met Duitse obers en amoureuze avances van Berlijnse dames (en heren) die eindigt in diepe nachtrust op het hoogpolige tapijt van een heimelijk binnengedrongen concertzaal. De heren worden gewekt door het orkest.
De huidige generatie studenten zal voornamelijk het beeld voor zich hebben van de op De Jonge gebaseerde Guus le Jeune die Rutger Hauer met een daverende klap een soepterrine op zijn hoofd zet. De praeses is op De Jonge gebaseerd, maar veel elementen uit het verhaal zijn verzonnen of overgenomen uit de geschiedenis van andere verzetsstrijders.
Voor het boek waar de film op gebaseerd is, heeft Erik Hazelhoff Roelfzema, de soldaat van Oranje, wel intensief contact gehad met de familie. De groots opgezette musical Soldaat van Oranje die nu in Valkenburg speelt kan op lof rekenen van de familie. Jan-Maurits: ‘Mijn vader en ik zijn onlangs naar de musical geweest. We waren er erg van onder de indruk. Vooral de manier waarop de vertwijfeling onder de corpsleden werd weergegeven vond mijn vader treffend. Wat moesten we doen? – dat was de vraag waar alle studenten mee zaten, ruw verstoord in hun leven van studeren en feesten.’ De crew van de musical is ook aanwezig bij plechtigheid. Harpert Michielsen, die De Jonge speelt in de musical zal de officiële onthulling verrichten.
In de studie legde hij ook veel talent en inzet aan de dag. ‘Hij studeerde zeer snel af, zeker voor die tijd. Hij haalde zelfs zijn oudere broer in, die twee jaar eerder was begonnen.’ Na zijn studie kon hij direct aan de slag. ‘De directie van de Bataafse Petroleum Maatschappij, nu Shell, was door de oorlog naar Curaçao verplaatst. Het wereldwijde imperium moest nu ineens in plaats vanuit het grote hoofdkantoor in Den Haag bestuurd worden door een provisorisch kantoor op het eiland. Dat leverde uiteraard grote juridische problemen op.’ De taak om deze zaken op te lossen viel toe aan professor Oppenheim, docent ondernemingsrecht in Leiden. Hij accepteerde de klus op voorwaarde dat hij zijn beste student als assistent mocht meenemen: de pas afgestudeerde De Jonge.
Op Curaçao was De Jonge erg in zijn schik. Het werk en het gemakkelijke eilandleven beviel hem goed. In gedachte bleef hij echter bij zijn vrienden en familie in bezet Nederland. Hij meldde zich daarom via een brief aan prins Bernhard voor de strijd tegen de Nazi’s. ‘De keuze voor de spionagedienst was niet vanzelfsprekend. Hij had een zeer markant uiterlijk en veel mensen - ook de slechte - kenden hem van gezicht.’ Zijn signalement werd hem fataal. Nadat hij enige tijd met andere studenten uit Leiden en Delft een verzetsgroep vormde, de ‘Groep Kees’ naar voorman Kees Dutilh, viel eind mei 1942 het doek. Bij een overval door de Gestapo wordt De Jonge opgepakt, waarna twee jaren van zware gevangenschap en marteling volgen.
Zijn stoffelijk overschot is nooit gevonden. Uit de Duitse administratie – blijkt dat hij is verdwenen tijdens een transport van het Poolse Rawics naar concentratiekamp Mauthausen. ‘Na de oorlog was er geen gelegenheid om te zoeken. Mijn vader en grootvader waren na de capitulatie volledig door het werk in beslag genomen. Nederland moest herbouwd worden en de Indische kwestie speelde nog steeds. Omdat de vermoedelijke plaats van zijn verdwijning en alle archieven achter het IJzeren Gordijn lagen, kon er ook niet gezocht worden.’
Sinds drie jaar zijn de archieven toegankelijk, maar er zijn nog geen nieuwe aanwijzingen naar de laatste rustplaats gevonden. ‘Dat is ook niet het belangrijkste. De familie heeft nu een plaats om Ernst te gedenken. Na 70 jaar is het eindelijk zo ver.’
De plechtigheid op 9 maart wordt bijgewoond door de besturen van Minerva en Njord en twee van de laatst overgebleven leden van het studentenverzet: Hans Hoets en Pierre baron d’Aulnis de Bourouill.