Achtergrond
Uruzgan
In de bundel Mission Uruzgan evalueren historici het Nederlandse optreden in Afghanistan. Bijzonder hoogleraar militair-maatschappelijke studies, Jan van der Meulen is een van de samenstellers.
donderdag 16 februari 2012

En, mission accomplished?

‘Dat is lastig te zeggen. En het is ook niet de bedoeling van het boek om zo’n oordeel te geven. Er zijn wel degelijk zaken geslaagd, op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, infrastructuur en economische ontwikkeling. Maar daarvoor zijn – los van materieel en financiën – ook heel veel middelen ingezet: 25 Nederlandse militairen hebben het leven gelaten, veel Afghaanse mensen zijn omgekomen.’

‘De grote vraag is: hoe duurzaam is het? De missie is weliswaar nog niet afgelopen, maar iedereen is op weg naar de uitgang. Gaat het de Afghanen lukken om op eigen benen te staan?’

Wat denkt u?

‘Ik hou mijn hart vast. Het belangrijkste is dat de overheid het geweldmonopolie weet te handhaven, met een goed politieapparaat en een sterke rechterlijke macht. Maar de situatie is reuze kwetsbaar.’

U breekt een lans voor de Hollandse ‘koppigheid’ en de bijpassende ‘Dutch approach’ - minder vechten, meer samenwerking zoeken.

‘We moeten het ook niet te groot maken. Het is geen wondermiddel, waarover je moet opscheppen. Maar je merkt dat die eigen benadering in sommige opzichten goed werkte.’

Wanneer bijvoorbeeld?

‘Bijvoorbeeld bij het rekruteren van tolken. De Amerikanen haalden daarvoor Afghanen uit andere gebieden, om er zeker van te zijn dat ze neutraal waren. De Nederlanders deden juist het omgekeerde: zij wilden per se plaatselijke tolken.

‘Dat had als voordeel dat de bevolking meer binding met de missie kreeg. Een tolk heeft een heel symbolische functie. Hij staat letterlijk tussen de partijen met al hun culturele verschillen. Als hij daarbij als bindmiddel kan fungeren, is dat iets om bij eventuele volgende missies rekening te houden.

‘Hetzelfde zag je bij de PRT’s, de provinciale reconstructie teams. Bij andere landen werden die aangevoerd door een militair, terwijl de Nederlanders een civiele commandant hadden, bijvoorbeeld een diplomaat.’

Toch was de ‘softe’ aanpak soms lastig voor soldaten. U schrijft dat Britten en Amerikanen hen smalend met ‘het c-word’ omschreven. Het waren cowards: lafaards.

‘Militairen zijn opgeleid om te vechten. En op de grond ziet het er vaak anders uit, dan vanuit Den Haag, of Brussel. Daar lag de nadruk op een opbouwmissie, in plaats van een vechtmissie. Dat was soms zoeken naar de mix.

‘Maar aan de andere kant: als je kijkt naar de gebieden waar uitsluitend hard is gevochten, is het de vraag of dat allemaal zo veel heeft opgeleverd.’ FP