Nieuws
Buckyball
donderdag 16 februari 2012

Pure koolstof komt op aarde vooral voor als grafiet en als diamant. In de jaren tachtig ontwikkelden Amerikaanse scheikundigen een derde vorm, waar ze later de Nobelprijs voor kregen. Het is een soort voetbal van 60 koolstofatomen, bestaand uit vijf- en zeshoeken. Ze noemden het Buckminsterfullereen, naar de Amerikaanse architect Richard Buckminster Fuller, die de geodetische koepel verzon.

Bij nadere beschouwing bleek het molecuul ook zonder hulp van Nobelprijswinnaars te ontstaan: het zit in hele kleine hoeveelheden in roet, bijvoorbeeld. In 2010 werd duidelijk dat buckminsterfullereen ook van nature voorkomt in de ruimte. Het is zelfs het grootste ruimtemolecuul waarvan we weten wat het is.

De Leidse sterrenkundigen Olivier Berné en Xander Tielens analyseerden in het vakblad Proceedings of the National Academy of Sciences de data die over de astronomische buckyballs beschikbaar was, en rekenden na hoe die moleculen waarschijnlijk zijn ontstaan. Vermoedelijk worden ze niet, of in elk geval niet alleen, in sterren gevormd, zoals andere wetenschappers opperden. Tielens en Berné achten het waarschijnlijker dat de moleculen ontstaan uit kleinere koolstofringetjes, zogeheten polycyclische aromatische koolwaterstoffen, die in interstellaire ruimtewolken voorkomen. Onder invloed van ultraviolet raken die dan versmolten tot de voetbalmoleculen.