Achtergrond
'Het is gelukt: ik ben ontsnapt!'
Fred Froeling (92) is de oudste spreker die dit weekend op een van de vele Cleveringa-herdenkingen terugblikt op de oorlog. ‘Ik was geen held, maar gewoon student.’
Frank Provoost
woensdag 23 november 2011
© Kevin Hagens

Hij moet over een uur weg, of eigenlijk drie kwartier. Hij heeft namelijk nog meer te doen. In de serre van zijn woning in Apeldoorn, vlakbij monument De Naald, knipt Fred Froeling de theebeurs open en schenkt de kopjes vol. Er komen wafels en koekjes op tafel. Morsen mag, want aan de muur hangt een kruimeldief.

Zondag spreekt Froeling in Harderwijk op een van de vele Cleveringa-bijeenkomsten die door heel Nederland en in tientallen wereldsteden worden gehouden. Jaarlijks herdenken studenten, medewerkers en alumni van de Leidse universiteit rond 26 november de rede van professor Rudolph Cleveringa, waarmee hij op die dag in 1940 protesteerde tegen het ontslag van zijn joodse collega Eduard Meijers.

Froeling mag dan 92 zijn, alle data, plaatsen en namen uit de oorlogsjaren somt hij moeiteloos op. En om sommige avonturen kan hij nog steeds giechelen als een kwajongen. Na bijna twee uur (‘ik kom nu echt te laat’) moet Froeling er vandoor, zegt hij. Maar als de verslaggever zijn jas heeft aangetrokken, wordt hij toch weer terug naar zijn stoel gedirigeerd.

De reden: Kenia. In augustus was Froeling er nog op werkbezoek. Met zijn ene stichting (Share) zorgt hij er onder meer voor dat er nieuwe waterputten worden geslagen, met de andere (Medic) laat hij medische apparatuur overkomen die in Europa is afgedankt. Alleen al bij die laatste stichting werken nu 90 vrijwilligers jaarlijks aan 140 projecten. Kan Mare niet helpen donateurs, vrijwilligers en misschien zelfs een opvolger voor hemzelf te ronselen?

LEIDEN: GESLAAGD ‘Op 10 mei 1940 brak de oorlog uit. Op 20 mei ’40 deed ik eindexamen. Ik had mijn kop er totáál niet bij, maar ben desondanks geslaagd. Na het gymnasium in Maastricht werd je geacht om in Nijmegen te gaan studeren, maar ik wilde met nog drie klasgenoten naar Leiden. Bij de beroemde rede van Cleveringa ben ik niet geweest. Dat waren vooral rechtenstudenten, ik deed medicijnen. Ik hoorde er wel achteraf over. De gevolgen van een bom zie je ook pas als hij is ingeslagen.

‘Iedereen was in rep en roer. We waren net aangekomen. En toen werden de colleges gestaakt. Wat nu? Kort daarop werd de universiteit door de Duitsers gesloten. Ik kreeg college van twee oudere studenten, gewoon op kamers. Met hangen en wurgen haalde ik zo mijn propedeuse.

‘Bij professor Casimir, een jonge hoogleraar natuurkunde, deed ik thuis om acht uur ’s ochtends examen. Boven aan de trap zat een kind te jengelen. Ik zag Casimir denken: ik moet deze jongen zo gauw mogelijk kwijtraken. Bij een vraag over radiogolven liet ik me ontvallen: “Dat is net als bij een moffenzeef.” Dat was een radiotoestel met een hartvormige antenne die bepaalde frequenties kon uitfilteren zodat je de Engelse radio kon afluisteren. “Hoe zit dat?” vroeg Casimir. Dat was precies waar ik hem wilde hebben. Ik begon uitgebreid te vertellen hoe je zo’n radio moest bouwen – dat had een vriend uit Delft me geleerd. Daarna heeft hij nog één vraag gesteld. Toen was ik geslaagd.’

AMSTERDAM: OPGEPAKT ‘Toen ik mijn propjes eenmaal had, ging ik naar Amsterdam waar je nog wel colleges kon volgen. In de Van Eeghenstraat huurden we met een aantal studenten een etage in een bejaardentehuis. Op een dag kwam de politie langs, samen met de Sicherheitsdienst. Ik kon nog net op tijd mijn moffenzeef uitzetten, maar moest toch meekomen. Niet vanwege de radio, maar omdat ze in mijn kamer “slag- en stootwapens” hadden gevonden. Mijn oudste broer was in 1928 als officier naar Indië gegaan, waar hij in 1934 is verdronken. Hij had me leuke souvenirtjes gestuurd, van die geslingerde krissen (dolken, red.) en een Javaans zwaard. Op een studentenkamer hang je die dingen aan de muur.

‘Drie weken zat ik in de bajes, een heel nare en onzekere tijd. Ik heb echt honger geleden. Ademloos luisterde ik naar een gevangene die te veel van de Duitsers wist. Hij is later ook geëlimineerd. Toen ik eruit kwam, had ik de schrik te pakken. Ik had geen zin om verder risico te lopen.

‘In Roermond kon ik onderduiken in een jongensinternaat. Dat was in de tijd van de loyaliteitsverklaring (waarin studenten moesten beloven zich te ‘onthouden van iedere tegen het Duitse Rijk gerichte handeling’, red.) We hebben vergaderd, gestemd en uiteindelijk niet getekend, met als gevolg dat we ons moesten melden. De angst voor represailles tegen onze ouders heeft de doorslag gegeven om dat dan in godsnaam maar te  doen en te zien waar het schip zou stranden.’

WENEN: TEWERKGESTELD ‘In Westerbork verbleven we in barakken om verder te worden gesorteerd. Met de trein gingen we naar Duitsland. Onderweg bleek na overleg met de Duitsers dat we zelf mochten uitmaken wie naar welke eindbestemming wilde. We maakten groepen: Berlijn, Frankfurt, etc. Ik koos voor Wenen, in de hoop van daaruit naar Zwitserland te kunnen vluchten. Het mooie was: zo bleven we nog steeds met dezelfde vier klasgenoten bij elkaar.

‘We werden tewerkgesteld in een ziekenhuis, het Lainzer Spital. In korte tijd leerde ik meer dan ik aan de universiteit had kunnen opsteken. Bij bacteriologie deed een van de artsen zwangerschapstesten met kikkers, die urine van vrouwen kregen ingespoten. Legden ze binnen enkele dagen eitjes, dan waren die proefpersonen de klos, oftewel: in verwachting.

‘Bij het bouwen van een terrarium sneed ik in mijn duim. Nogal diep, dus ik liet het hechten bij chirurgie. Maar toen ze daar hoorden dat ik bij de infectieafdeling werkte, mocht ik niet terug. Hoezeer ik zogenaamd ook protesteerde: het besmettingsgevaar was te groot. Langzaam ging er een lampje branden. Dit was mijn kans.

‘Prima, zei ik, maar dan wil ik het zwart op wit hebben. Volgens de officiële brief van de Arbeitseinsatz moest ik op 13 september weer gaan werken. Met een typemachine maakte ik van de 1 een 2. Als ik pas de 23e weer hoefde te beginnen, vroeg ik, kon ik dan niet op en neer naar Maastricht om mijn winterkleren te halen? Dat mocht. Linea recta ging ik naar het station. En toen was Froeling zoek.

‘Eenmaal thuis was ik buiten rede van geluk. “Jezus”, riep ik tegen de eerste de beste voorbijganger: “Het is me gelukt: ik ben ontsnapt!”

‘Zijn antwoord zal ik nooit vergeten. “Kerel, als je nu je bek niet houdt, dan sla ik hem dicht!”’

KERKRADE: BEVRIJD ‘Ik dook onder in de steenkolenmijnen van Kerkrade. Vlak voor de bevrijding werd dat gebied ingesloten tussen Duitsers en Amerikanen. Beide legers zaten door hun reserves heen, veertigduizend mensen zaten in de tang. Er werd een akkoord gesloten: de bevolking mocht naar de Amerikaanse linies worden geëvacueerd.

‘Na die bevrijding heb in Maastricht contact opgenomen met de Amerikaanse civil affairs. Dit is een ramp voor de bevolking, zei ik. Niemand weet wie waar is. Ik wilde lijsten onder alle pastoors verspreiden. In de chaos was er één ordelijk geregeld systeem: de kerk. Die zat elke zondag stampvol. Zo ontstond het Centraal Registratiebureau voor Vluchtelingen. Ik kreeg een motorfiets en was de enige koerier, maar het werkte als een trein. Soms reed ik door steden die een dag eerder waren gebombardeerd. Later ben ik nog als tolk met Amerikaanse soldaten meegegaan naar Bastogne. En ik werd commandant bij het Rode Kruis om in de bezette gebieden boven de rivieren mee te helpen schurft te bestrijden. Nou, en toen dat ook weer afgelopen was, ben ik weer gaan studeren in Leiden.

‘Een held ben ik niet. In verhalen moet ik dat ook niet ophemelen. Ik heb geen grote rol gespeeld, heb niet bij de ondergrondse gezeten. Ik vertel alleen wat een student kon overkomen. Zomaar.’ 

Terug uit Ethiopië: Cleveringa’s stoel

Toen het Cleveringa-comité Harderwijk voor hun jaarlijkse lezing ging rondbellen, reageerde een alumna: ‘Ik heb een stoel van Cleveringa.’ De Leidse rechtendecaan (en latere rector magnificus) die op 26 november fel protesteerde tegen het ontslag van Joodse hoogleraren ging in 1958 met emeritaat en vertrok naar het dorp De Steeg, in de buurt van Rheden. Bij de verhuizing gaf hij de stoel aan zijn toenmalige buurjongen, die ook te horen kreeg wie er allemaal op hadden gezeten: van leden van het Koninklijk Huis tot Winston Churchill. ‘Hij viel bijna uit elkaar’, zegt comitélid, oogarts en Quintus-oprichter Ben van Noort. ‘Die jongen heeft de stoel later meegenomen naar Ethiopië. Niet alleen waren de leuningen afgebroken, bij de terugreis heeft hij de zitting opengemaakt om er smokkelwaar, zebra- en leeuwenvellen, in te verstoppen.’ Van Noorts schoonvader Tjapko van Bruggen heeft de stoel inmiddels gerestaureerd. Fred Froeling is de eerste die er zondag op mag zitten.

Zie voor alle bijeenkomsten: www.luf.nl/cleveringa