‘Het zou kunnen zijn dat rechts het te druk heeft met het creëren van welvaart om de verzinsels van anderen te lezen. Bovendien herkent rechts zich niet in een doorsnee roman. Die gaat toch over asociale, abnormale figuren. Terwijl het mij een stuk interessanter lijkt om te lezen over een modale Nederlander die zich staande probeert te houden in de loopgraven van het kantoorleven dan over een travestiet van Arabische komaf met zelfmoordneigingen.’
Dat zegt veertiger Peter van Rijswijk, hoofdpersonage van de roman Altijd november, geschreven door Gerry van der List, Elsevier-journalist.
Over die kantoorloopgraven heeft Van der List nauwelijks geschreven, wel over het leven van de papierwitte Nederlander die langs het tuinpad van zijn vaderen steeds meer bontkraagjes ziet staan.
Van Rijswijk is gepromoveerd op de geschiedenis van het Leidsch Dagblad, heeft zijn vriendin verloren aan een Marokkaan en kankert de dag door. Een stevige dosis misantropie heeft een roman nooit kwaad gedaan. Van Her- tot Brusselmans, eens goed zeiken kan een lezer deugd doen. En Van Rijswijk heeft een flinke azijnblaas. Kunstzinnige Amsterdammers met gekleurde brillen, feministen, de multiculturele samenleving, Björk, opera, tatoeages, dure restaurants, de PvdA, ze worden allemaal afgeplast. Zelfs de Leidse muurgedichten zijn een symptoom van de artistieke opdringerige bemoeienis van… enzovoorts, enzoverder. O ja, er komen ook nog wat nauwelijks vermomde bekende Leidenaren langs. Leuk voor het thuispubliek.
Wie schelden wil, moet dat echter wel origineel doen. En Van Rijswijk heeft jammer genoeg niet alleen de aversies van een zeikerig-rechtse kroegganger maar helaas ook de semi-jolige, brokkerige stijl. Bijvoorbeeld als hij schrijft: ‘ze was op het eerste gezicht out of his league geweest’, ‘een buikje dat waarschijnlijk minder het gevolg was van de kwaliteit van de kookkunst van de Marokkaan dan van de kwaliteit van zijn sperma’ of ‘ze oefenen eerst op onze roomblanke meisjes en trouwen dan met een Marokkaanse maagd. Integratie door penetratie. Een bijzondere vorm van inburgering.’ Van Rijswijk is 44 maar praat als een corpsbal van 20 die moest huilen bij zijn ontgroening.
Analyse, evolutie, inzicht, het is de roman allemaal vreemd. Omdat het hoofdpersonage ook nog eens misantroop is, ontkracht de auteur zijn eigen maatschappijkritiek. Was Van Rijswijk een interessant personage in plaats van een opiniemachine, dan was zijn kritiek op allochtonen nog even de moeite waard geweest om bij stil te staan. Nu heeft het de aantrekkingskracht van een comment.
‘Verveeld gapen, het was een belangrijke tijdsbesteding van journalisten op leeftijd’, schrijft Van der List tegen het einde van zijn boek, de zoveelste vaststelling over de gortdroge saaiheid van het bestaan. Jammer dat gapen zo aanstekelijk werkt.
Altijd November, Gerry van der List,
Prometheus, € 17,95, 205 pgs