Studentenleven
'De politie is ssslecht!'
Dirk-Jan Zom
woensdag 2 november 2011
© Peter Boer

‘Hoe oud zijn jullie?’ Masterstudent criminologie Rogier Vijverberg stapt op twee jongens af, in een hoekje achter een flatgebouw in de Amsterdamse wijk Slotermeer. ‘Zeventien’, antwoordden ze. Net buiten de doelgroep van 18 tot 25 jaar dus, zucht Rogier. De jongens: ‘Bij de supermarkt lopen meer jongeren rond.’

Rogier en medestudent Rosemarie Overduijn doen voor het vak stadscriminologie met twee groepsgenoten onderzoek naar de relatie tussen de buurt en de politie en hoe dit samenhangt met geslacht, wanorde in de wijk en etniciteit. In Slotermeer wonen relatief veel jongeren van Marokkaanse komaf, andere studenten onderzoeken de Jordaan (veel autochtone Nederlanders) en de Bijlmermeer (veel Antilianen).

Bij de supermarkt is het rustig, maar verderop staan drie jongens in een steegje. Rogier stapt op ze af. ‘Wij zijn studenten en doen onderzoek naar de mening van de buurt over de politie.’ ‘Politie?’, wordt er geroepen. ‘De politie doet goed werk’, zegt de aangesproken jongen. Maar hij doet liever niet mee, ook niet als Rogier zegt dat deelname anoniem is.

In een woonwijk verderop loopt een negentienjarig meisje hen op de stoep tegemoet, zij wil wel meewerken. Rosemarie pakt de vragenlijst. Het meisje geeft de politie in de wijk het rapportcijfer zeven: ze doen altijd eerlijk hun werk. Een jongen die een broodje döner kebab eet, denkt hier kennelijk anders over. Hij is zestien jaar: te jong, maar heeft wel een mening: ‘De politie is ssslecht’, roept hij lachend, en loopt weg.

Rogier vertelt dat ze wisselende reacties krijgen op hun vragen. ‘Soms hebben mensen geen interesse of tijd. Je moet goed kijken wie je aanspreekt, als mensen een rare bek naar je trekken heeft het weinig zin. Groepen werken ook minder goed.’ Toch vinden ze niet dat het interviewen moeilijk gaat.

Rosemarie: ‘Eén keer begon een jongen een meisje uit de groep te versieren. Dat was wel een beetje intimiderend.’ En het is zaak het woord ‘criminologie’ te vermijden, weet Rogier: ‘Een krantenbezorger zag ons met al die papieren en vroeg ons waarmee we bezig waren. Ik zei dat we criminologiestudenten waren. Toen maakte hij zich direct uit de voeten.’

Ze horen ook negatieve verhalen. Bijvoorbeeld van een Marokkaanse jongen, Dolce & Gabbana-jas en Prada zonnebril op zijn hoofd, die wel wil meewerken, maar niet herkenbaar op de foto wil. Voor de omgang met de buurt geeft hij de politie een cijfer vijf:  ‘Het kan zijn dat jongeren hier slecht op politie reageren en dat de politie hetzelfde terugdoet.’ Hij zegt dat hij zelf al een aantal keer zonder reden staande is gehouden. Hij noemt het niet waarschijnlijk dat hij de politie zal helpen bij het opsporen van een verdachte. Een jongen van Turkse komaf is positiever, al hoort hij soms verhalen van jongens die op basis van hun uiterlijk zijn aangehouden. Desondanks hebben de studenten begrepen dat het beter gaat in de wijk dan enkele jaren geleden, toen er confrontaties plaatsvonden tussen hangjongeren en politie.

Medestudenten Merel en Robert hebben inmiddels ook flink wat interviews afgenomen, ze hoeven er nog maar een te doen voor het aantal van 22 benodigde straatinterviews. Vijf minuten later staan Rogier en Rosemarie de laatste persoon te interviewen. Een lange jongen in een zwart trainingspak, met lang blond haar. Geboorteplaats: Sneek.